Suske en Wiske op het WWW
Suske en Wiske op het WWW
Suske en Wiske

De mysterieuze mijn


Vorige Index
Index
Volgende

Rode reeks no. 226 (1e druk: 1 december 1990)

De mysterieuze mijn De aankondiging voor het nieuwe verhaal van onze helden kon men in De Standaard lezen op 11 juli 1990. Meteen de dag er na, op 12 juli 1990 begon de voorpublicatie en op 31 oktober 1990 eindigde het.
Het album zelf verscheen op de 1e december 1990.

In dit verhaal speelt de putheks Leyn Wecks een grote rol.
Feit is dat deze vrouw werkelijk geleefd heeft, want Leyn Wecks of Catheleyn Cuypers was een onwettig kind van Anna Cuypers uit de plaats Eksel. Op 17 april 1725 werd ze op bevel "Hoogen ende souvereynen Officier van Justitie vande Sijne Doorluchtige Hoogheyt onsen Bisschop ende Prins van Luyck" aangehouden op verdacht van brandstichting en hekserij.
Na een opzienbarend proces (het proces duurde nl. langer als gedacht, nl. van 21 april tot 27 mei 1725) werd Leyn door de schepenbank van Eksel als schuldig bevonden. Haar werd brandstichterij ten laste gelegd en het "betooveren van eenighe peerden, beesten, kinderen ofte andere personen." Op 11 juni 1752 velde de rechtbank haar vonnis. Haar rechterhand moest afgekapt worden, daarna volgde wurging en aansluitend lijkverbranding. De executie zou plaats vinden ver van Eksel, bij de grensscheiding met het Land van Ham. Bij de transport daarheen wist Leyn Wecks te ontsnappen en na een zwerftocht kwam ze terecht bij een boerengezin in Berkenbos. Ze verbleef er enige tijd om dan te verdwijnen in de put bij de hoeve!
De volksmond vergat echter Leyn Wecks niet, want ze kreeg vanaf 1930 met de begin van de mijnontginning in Zolder een nieuwe reputatie. Telkens als er iets fout ging onder in de mijnschachten schreef men dit toe aan de putheks. Er zijn zelfs mijnwerkers die steevast beweren Leyn Wecks gezien te hebben in een van mijnschachten.
Zo zijn in de loop van de tijd vele lugubere verhalen ontstaan rond de putheks, maar of ze waar zijn...?

Suske en Wiske en de heilige Barbara De heilige Barbara leefde omstreeks de 3e eeuw na Christus in Nicomedie in Klein-Azië. Zij was de dochter van een rijke koopman. Tegen de wil van haar heidense vader liet ze zich bekeren tot het Christendom. Haar vader had echter andere plannen met zijn dochter en wilde haar door opsluiting in een toren van haar nieuw geloof afbrengen. Zij weigerde echter halsstarrig en beloofde aan niemand anders als Christus haar trouw. Haar vader werd daardoor zo kwaad dat hij haar eigenhandig onthoofd heeft. Kort daarna stierf de man door bliksem.
De heilige Barbara is de patrones van de mijnwerkers, de brandweerlieden, de artilleristen en van de steenhouwers. Haar naamfeest is op de 4e december en op die dag worden voor haar twijgen van een kersenboom afgesneden en in een vaas gezet en als alles goed gaat bloeien die met Kerstmis. De bloesem symboliseert dan de geboorte van Jezus Christus, hij is het "nieuwe leven" voor ons mensen.
Op de dag van de dood van de heilige Barbara is een kersentwijg, die zij vantevoren in een vaas gezet had, begonnen te bloeien.
Paus Paulus VI (*1897 - +1978) vond haar echter niet heilig genoeg en schrapte haar in mei 1969 van de heiligenkalender.

In het begin van strook 178 heeft de heilige Barbara het over de mijnwerkerslamp van Davy. Deze innoverende veiligheidslamp was een zegen voor de mijnwerkers. De op olie werkende lamp was zo gebouwd, dat mijngassen niet door de vlam kunnen worden ontstoken. De Engelsman Humphry Davy (* 1778 - +1829) ontwierp rond 1815 deze lamp. Davy is o.a. ook bekend als de ontdekker van het lachgas en de metalen kalium en natrium.

Wiske schrikt van een zombie In strook 82 treft Wiske een van die griezelige helpers van de putheks en rent van angst weg naar Suske, die aan het andere einde van de mijngang staat. Ze schreeuwt hierbij: "WHOUAA!! Suske, help! Een levend lijk! Een zombie!" Meteen zijn we met deze uitspraak beland bij een thema waarbij de meeste mensen koude rillingen over hun rug krijgen en zodoende wordt er niet graag over gepraat.
Zombies zijn geen hersenspinsels van filmproducenten of horrorauteurs! Zombies vinden namelijk hun oorsprong in het geloof van de inwoners van de Caribische eilanden en dan vooral op Haïti, waar de inwoners tot 98% zwart van huidskleur zijn. Deze mensen zijn nazaten van de slaven die uit de westkust van Afrika stammen en die geloofden in geesten en demonen. Door de slavenhandelaars, de plantagebezitters en de missionarissen kregen ze het Christelijke geloof opgedwongen. Het bleef de slaven niets anders over als dit te accepteren, maar hun geloof konden en wilden ze niet terzijde leggen. Zo gebeurde het dat deze twee vormen van geloof zich begonnen te mengen en daaruit ontstond dan Voodoo!
Bij Voodoo denkt men meteen aan priesters die zeldzame rituelen uitvoeren en zo de mensen door wilde dansen e.d. in trance krijgen. Er bestaan twee soorten priesters bij Voodoo; nl. de witte priesters en de zwarte priesters. De zwarte priesters zijn de oorzaak waardoor Voodoo een slechte naam kreeg. Deze zwarte priesters noemt men ook bokors.
Door machtswellust gedreven, maar ook in opdracht van iemand, kunnen bokors mensen in zombies veranderen. Een bokor kent namelijk de samenstelling van een vergif waardoor mensen door toevoeging van een kleine dosis daarvan in trance vallen, koorts krijgen en daarna als gestorven lijken. Ze worden dan begraven en het zuurstoftekort in de lijkkist laat de hersenen van deze in coma liggende mensen langzaam afsterven. De bokor graaft de kist weer uit, haalt het lichaam er uit en geeft het weer een dosis van een ander vergif. Hierdoor kan het lichaam weer bewegen, maar de hersenen blijven zo goed als verlamd zodat de betreurenswaardige persoon niet tot bewustzijn kan komen. (Dit is ook beter, want de meeste van deze zombies zouden nooit meer een fatsoenlijk leven kunnen leiden door het zuurstoftekort in de lijkkist.)
De bokor gebruikt dan de zombie als slaaf e.d. tot hij ze niet meer kan gebruiken en laat ze dan jammerlijk (of beter gezegd: eindelijk voorgoed) sterven.

De Amerikaanse ethnografe Zora Neale Hurston (*1891 - +1960) was een van de eerste wetenschappers die een foto van een Zombie kon maken. De ethnografe was ontzet over hoe dit menselijk wezen er uit zag!
De zombie die Hurston ontdekte "De aanblik was vreselijk! Dat emotieloze gezicht met die dode ogen. De oogleden waren rond om de ogen spierwit, alsof ze door zuur verbrand waren. Je kon ook niet met haar praten, want ze gaf geen antwoord." berichtte de ethnografe later.
De zombie, vrouwelijk van geslacht, werd aan de officiële instanties overgeleverd ter identificatie en werd door haar vader en broer als Felicia Felix-Mentor geïdentificeerd. Felicia was officieel in het jaar 1907(!) aan plotselinge koorts gestorven en daarna begraven.
Een ander bekend, bewezen, geval van een zombie is die van Clairvius Narcisse en dateert uit de begin jaren 80 en kwam zelfs in de media. Door ruzie binnen de familie over een grondstuk werd de broer van Clairvius zo kwaad dat die naar een bokor ging en van de man verlangde dat hij Clairvius moest opruimen. De bokor deed wat van hem verlangd werd en maakte van de ongelukkige Clairvius een zombie. Hij gaf hem onmerkbaar vergif en en de man overleed in 1962 schijnbaar aan koorts. Twee doktors bevestigden zijn overlijden en Clairvius werd begraven.
De verantwoordelijke bokor groef hem na enige tijd uit, gaf hem het andere vergif en bracht Clairvius naar het noorden van Haïti, waar hij met andere zombies als slaaf diende. Hij werd mishandeld en geslagen door de wrede bokor. De bokor was echter ook slordig in het geven van het vergif. Hij vergat het af en toe al eens. Zodoende kwam de zombie langzaam maar zeker weer tot bewustzijn en vermoordde de sadistische bokor. Ook Clairvius begon zich meer en meer te herrinneren van wat met hem gebeurd was. Nadat hij gehoord had dat zijn broer gestorven was keerde hij terug naar zijn woonoord l´Estère, waar hij toevallig zijn zus Angelina Narcisse trof en zich aan haar bemerkbaar maakte. Door haar haar troetelnaam toe te fluisteren kon zij Clairvius' identiteit bevestigen en met haar deden dat nog meer als 200 inwoners van l´Estère, nadat dit bekend werd.
Langzaam maar zeker kwamen de media in beweging en van heinde en verre kwamen reporters, tv-mensen en wetenschappers naar Haiïi om het geval te onderzoeken, waaronder de Amerikaanse bioloog Wade Davis (*1953) van de Harvard-universiteit. Na langdurig onderzoek kon de wetenschapper bewijzen dat er verschillende giftige substanties in het lichaam van Clairvius aanwezig waren die er zeer zeker toe kunnen leiden dat het lichaam functioneert, maar het bewustzijn op een laag pitje laat draaien! Davis beweerde ook dat Clairvius veel geluk heeft gehad met het feit dat de bokor hem zo vroeg uit het graf gehaald heeft. Zo zijn bij hem niet veel hersencellen afgestorven, waardoor Clairvius er toch een tamelijk normaal leven aan over houdt.
Dus... doden, die door magie opstaan uit hun graf en levende mensen verslinden zijn gewoonweg griezelverhaaltjes!

Hollywood en andere filmmetropolen hapten echter gretig toe bij het horen van deze griezelverhaaltjes.
Een van de eerste zombiefilms was "White Zombie" uit het jaar 1932 met Bela Logusi (*1882 - +1956) in de hoofdrol. Deze film blonk uit in het scheppen van een griezelige sfeer, maar was voor de rest matig spannend en wist ook het toenmalige publiek niet te overtuigen. Anders was dat bij "I walked with a Zombie" uit het jaar 1943. Naast het scheppen van een griezelige sfeer kwam ook de horror langzaam om de hoek kijken. Men leefde met de hoodrolspeelster mee en voelde net als haar de dreiging door deze wezens.
Met deze film begonnen de zombies langzaam in vaart te komen, maar elke filmmaker bezon zich daarbij op de Voodoo, afkomstig uit Haïti, van waar de zombies stammen, zoals bij "The Plague of the Zombies" uit het jaar 1965 van de Hammer-Studios.
In 1968 revolutioneerde dit sub-genre zichzelf met "Night of the living Dead" van de Amerikaanse regisseur George A. Romero (*1940). Romero liet het niet bij de dreiging, maar liet de zombies nu jagen op mensen om ze dan vervolgens op te eten! De film werd een ongekend succes en niet alleen de doorsnee bioscoopbezoeker was gefascineerd door deze fim, maar ook de critici waren enthousiast, want Romero hekelde volgens hun ook nog de misstanden uit de late jaren 60, zoals rassenhaat en de Vietnam-oorlog.
Daarna werd het iets rustig rond dit sub-genre. Weliswaar verschenen er nog een paar van zulke films, maar echt belangrijk waren ze niet. Het zou alweer George Romero zijn, die de zombiefilm in 1978 met "Dawn of the Dead" nieuwe impulsen zou geven. De zombies jaagden ook hier weer achter mensen aan om ze op te eten, maar het nieuwe er aan waren dit keer de splattereffecten en een lichte vorm van humor.
Shaun of the dead Met het succes van deze film werd een ware golf van zombiefilms op de mensheid losgelaten. Vooral de Italiaanse filmmakers waren zeer vlijtig en produceerden de een na de andere zombiefilm, die zich in splattereffecten overtroffen. Het geheel werd steeds bloederiger en goorder voor de doorsnee bioscoopbezoeker. Vele mensen begonnen te walgen als ze alleen al het woord zombie hoorden, maar er waren er ook genoeg die zich voor genoegen op de benen sloegen zo gauw het witte doek vol filmbloed was en nog verdere onappetijtelijkheden te zien waren.
Tot diep in de jaren 80 en ook in de begin jaren 90 zouden de zombies de bioscopen onveilig maken. Elke film werd steeds bloederiger, de effecten kregen de overhand en de inhoud achter de film stelde niets meer voor. Al waren er pogingen het tij te wenden, vooral van de zijde van de Amerikaanse filmmakers, het stelde niks meer voor. Zelfs de remake van "Night of the living Dead" uit het jaar 1990 van en door uitgerekend DE zombieregisseur George A. Romero flopte. Het zombie-genre scheen gedoemd te zijn (in de waarste zin van het woord) dood te bloeden.
Onverwacht in het jaar 2003 keerde de zombiefilm weer terug met "28 days later"! Weliswaar met een heel erg hoog bloederig gehalt, maar ook met een werkelijke inhoud, zodat de bioscoopbezoekers tevreden naar huis keerden. In 2004 keerde ook de zombie-expert George A. Romero weer terug met een nieuwe (oude) film, namelijk de remake van "Dawn of the Dead". Dit keer was zijn remake gelukt en men bejubelde hem weer, zoals in oude vervlogen tijden.
In hetzelfde jaar kwam ook "Shaun of the Dead" uit! Deze in Groot-Brittannië geproduceerde film was als laconiek antwoord bedoeld op alle voorafgaande zombiefilms, maar werd zo humoristisch droog gepresenteerd dat hij nu al als "cult" geld en alle andere zombiefilms daarna moeten zich beslist met deze film meten!
Na het succes of "Dawn of the Dead" wil George A. Romero het nu helemaal weten en heeft voor het jaar 2006 de finale van zijn zombie-trilogie aangekondigt; namelijk "The land of the Dead" met de beroemde acteur Dennis Hopper (*1936) in een van de hoofdrollen.
Laten we ons verrassen hoe het met de zombies op het witte doek verder gaat! De toekomst schijnt voor deze wezens weer rooskleurig te zijn!

Al eerder maakten Suske en Wiske kennis met de Limburgse mijnen, ze zochten er Lambik in het verhaal De bokkerijders om vervolgens veel later bijna te stikken in De Dulle Griet en nu in dit verhaal.
Paul Geerts heeft zich ter voorbereiding van dit verhaal, zoals gebruikelijk, van tevoren gedocumenteerd en dat blijkt bijvoorbeeld door hoe o.a. een tunnelmachine er uitziet, zoals ze in strook 102 te zien is, en de andere mijnapparaturen. Zo krijgt hij hierdoor de nodige sfeer in het verhaal.

Ook komen oude bekenden weer voorbij zoals Schanulleke, het levend geworden lappenpoppetje van Wiske. Al vaker gebeurde het dat Schanulleke levend werd. De eerste keer was in Bibbergoud en daarna in De Sterrenplukkers om maar een paar te noemen.
Een ander beked personage is Tobias, het straathondje. De eerste keer verscheen hij in Het hondenparadijs en hij zou tot grote vreugde van velen vaak terugkeren in de latere verhalen.
Op het einde zien we ook Dolly nog eens een keer. Dolly is namelijk Tobias' wederhelft en haar kregen we ook voor het eerst te zien in Het hondenparadijs. Later kregen we haar nog sporadisch te zien in De kaartendans en in het korte verhaal De mollige marmotten.

Samenvatting

Ergens midden in het verregende Belgisch-Limburg hebben Lambik, Suske en Wiske een ongeluk met de auto. Ze zijn daardoor gedwongen in een Tobias wordt ontdekt verlaten hoeve te overnachten. Plots hoort wiske gestommel in de bovenkamer van de hoeve. Angstig gaan onze vrienden kijken wat er aan de hand is en ontdekken er tot hun grote verrassing Tobias, het straathondje!
Kort daarna hebben Lambik en Tobias weer zoals gewoonlijk ruzie. Wiske gaat als afleiding water uit de put nabij de hoeve scheppen, maar als ze de emmer te water wil laten gaan komen er stemmen uit de put!
Ondertussen heeft Suske een boek gevonden waar het relaas van een zekere Leyn Wecks te lezen valt, die in 1725 van brandstichterij en hekserij beschuldigd werd. Zij kon ontsnappen en leefde voortaan in een hoeve in Berkenbos en verdween dan spoorloos... in de put nabij de hoeve!
Wiske stormt nu naar binnen en beweert, dat ze stemmen uit de put hoort. Angstig gaan de drie op onderzoek uit en smijten metalen voorwerpen in de put, maar niets gebeurt. Wiske begint aan haar waarnemingen te twijfelen.
Lambik wil nu na de schrik gaan slapen en langzaam dommelen onze vrienden voor het knetterende haardvuur in. Tobias echter waakt en gaat kijken wat er voor de hoeve gebeurt, ziet hoe de metalen voorwerpen een voor een weer uit de put komen en wordt door een van die metalen dingen getroffen. Wiske wordt door het opgewonden geblaf van Tobias wakker, wekt haar vrienden en ze stormen naar buiten om er de bewusteloze Tobias te vinden, omringd door de metalen voorwerpen.

Wiske draagt Tobias de hoeve in om hem te verzorgen en Lambik trekt de wacht op om de hoeve te beschermen. Hierbij valt hij in slaap en merkt niet, dat er uit de put spookachtige gestalten kruipen. Door een fakkel, die een van de spookachtige gestalten draagt, wordt Lambik wakker en meent dat hij een nachtmerrie heeft door de honger en slaapt weer in.
Nu komt een zekere Leyn Wecks uit de put gekropen. Zij wil zich met Lambik bezighouden en beveelt de spoken hout te sprokkelen. Leyn Wecks wekt Leyn Wecks palmt Lambik in Lambik en legt hem tijdens een wandeling die van de hoeve weg leidt uit dat de spoken ter dood veroordeelden waren die op vrijwilligersbasis in de mijnen werkten en dat zij hen onder haar hoede neemt om de kerels af en toe een verzetje te gunnen.
Lambik neemt nu plotseling brandlucht waar rent er heen en ziet tot zijn verschrikking dat de hoeve in lichterlaaie staat.
Ondertussen is Sidonia, ongerust over het wegblijven van de drie, op onderzoek uit gegaan en ontdekt de wagen van Lambik in de greppel. Ze stapt uit haar wagen en ruikt brandlucht. Haar voorgevoel meldt zich nu en ze rent naar waar de brandlucht vandaan komt en ziet er Lambik huilend in het gras liggen. Lambik biecht Sidonia op dat de kinderen in de hoeve omgekomen zijn, waarop zij onmiddelijk flauw valt.
Een luik opent zich ploteling in het as van de hoeve en Suske, wiske en Tobias komen er springlevend uit.

Lambik legt een verklaring af over wat er gebeurd is en vindt dat Leyn Wecks onschuldig is aan de zaak. Vanuit het struikgewas in de buurt luistert Leyn het gesprek echter af.
Tobias verveelt zich, pikt Wiskes Schanulleke en rent er mee weg. Wiske ziet dit en rent het hondje achterna. Tobias vindt dit leuk en denkt dat Wiske met hem wil spelen en verstopt zich voor haar.
Plotseling loopt de putheks met een stapel hout en een flacon vol tovermiddel voor zijn neus langs. Tobias wil de putheks wat opjutten, wat ook lukt. Schanulleke, Tobias en Pijntje Leyn loopt als een bezeten achter Tobias aan en die verstopt zich achter een klein denneboompje, maar de heks gooit de flacon vol tovermiddel tegen hen aan. Door dit tovermiddel kan Tobias spreken, Schanulleke begint te leven en kan ook praten en ook het denneboompje komt tot leven.
Uit woede door haar falen begint Leyn het denneboompje te mishandelen en kapt het kaal. Tobias en Schanulleke laten dit niet op zich zitten, grijpen in en slagen er in om de heks op de vlucht te laten slaan.

Tobias, het boompje en Schanulleke gaan weer terug naar onze vrienden en die zijn stomverbaasd dat de drie plotseling kunnen praten en lopen. Tobias stelt Pijntje, het boompje, voor aan onze vrienden en legt hun uit, dat het de spoken waren die de brand gesticht hebben en dat Leyn er ook wat mee te maken heeft. Lambik krijgt het nu lichtelijk op zijn heupen en verdedigt Leyn nogal luidruchtig.
Tobias heeft er genoeg van en scheldt Lambik als dikkop uit, waarna Lambik achter het hondje aan loopt en daarbij in de put valt. Suske en Wiske gaan Lambik achterna en diep onder de grond, in de mijnen, komen ze achter het geheim van Leyn Wecks. Ze wil namelijk de mijn opblazen met mijngas! Kunnen onze vrienden dit verhinderen? ... En wat is dat voor een geheimzinnig licht, dat onze vrienden in nood in de mijn helpt? ... En hoe gaat het verder met Pijntje, Tobias en Schanulleke? Zullen zij ooit onttoverd worden?


Tekst: Alain Stienen

Aankondiging in 'De Standaard'