De dolle musketiers
Index |
Rode reeks no. 89 (1e druk: 1969)
Voor het eerst in album verschenen in 1953
Op 26 november 1952 werd via een aankondiging het nieuwe verhaal in De Standaard voorgesteld om vervolgens de dag er na met de voorpublicatie te beginnen. Het einde van de voorpublicatie was op 6 april 1953.
De eerste uitgave van het verhaal in album verscheen in 1953.
Samenvatting
Lambik komt na een ongeluk met zijn auto bij tante Sidonia terecht. Zij heeft problemen met haar afwasmaschine. Om haar the helpen hebben ze haar een werknemer gestuurd die op een lakonieke manier de afwas doet. Plots fluit de sirene van een nabije fabriek en de werknemer gaat naar huis, maar vergeet een boek bij Sidonia. Sidonia doet juist water in een kan om thee te maken, maar wordt door een enthousiaste Lambik geroepen om het boek met hem mee te lezen. Prompt verdiepen beiden zich in de roman en vergeten alles, maar dan ook werkelijk alles om zich heen.Suske en Wiske komen naar huis en merken plots een nieuwe waterloop die zich in een beek nabij hun huis stort. Tot hun uiterste verbazing is de oorsprong van de nieuwe waterloop in het huis van tante Sidonia te zoeken. Om de oorzaak te onderzoeken gaan ze dobberend in de paraplubak op weg en landen in de woonkamer, waar ze Lambik en ook tante Sidonia tot bijna aan hun oksels in stromend water, van de wereld af in een roman lezend vinden. Wiske sluit in de keuken de kraan en het water trekt snel weg.
Nadat het water weggetrokken is willen de kinderen weten, wat Sidonia en Lambik zo dermate boeide. Lambik verklaart het hen. De idealen van "De drie musketiers" maken het verhaal o.a. zo spannend en de leuze "Eén voor allen! Allen voor één" zijn dingen, die heden ten dage jammer genoeg niet meer van waarde zijn. De kinderen beginnen de roman nu ook te lezen en Lambik waarschuwt hen ervoor, maar Sidonia laat het toe vanwege de moraal die in het verhaal steekt.
Lambik vertrekt en geeft Sidonia een stille wenk dat hij morgen jarig is. Sidonia probeert nog wat in een winkel te kopen, maar keert met lege handen
naar huis. Thuis merkt ze dat Suske en Wiske ook bezeten zijn van de musketiersromans want ze spelen "De man met het ijzeren masker" na.
Wiske heeft een idee voor Lambik's verjaardag. Verkleed als musketiers laten Suske, Wiske, Sidonia en Lambik zich door professor Barabas naar het 17e eeuwse Frankrijk flitsen; regelrecht in het tijdperk van de glorieuze lijfwacht van de koning en de koningin der Fransen!
Zij komen terecht in de buurt van een herberg. Verbaasd zien ze hoe een musketier naar buiten komt lopen die een degen door zijn rug gekregen heeft. Lambik maakt de man er op attent en eerst dan valt hij neer. De musketier verklaart dat hij in de herberg het aan de stok kreeg met de mannnen van de hertog. Sinds de dood van de koning probeert de valse hertog Le Handru de koningin van de troon te stoten. Alleen de musketiers, de lijfwacht van de koningin, weerstaan de hertog en zijn zodoende een doorn in het oog.
Lambik wil de doorboorde musketier wreken, maar plots komt een vergulde koets opdagen. Een jong meisje stapt uit en stelt zich voor als Marie-Angèle, de hofpage van de koningin. Zij stelt voor de gewonde musketier mee te nemen in haar koets om hem naar Parijs te brengen, waar hij verzorgd kan worden. Onze vrienden reizen natuurlijk mee en op de tocht naar Parijs merkt Lambik dat zij gevolgd worden door de musketiers van de valse hertog. In een meesterlijk en tevens humoristisch duel laat Lambik zijn schermkunsten zien en overmeestert de schavuiten.
Te Parijs aangekomen wil Marie-Angèle onze vrienden aan de koningin voorstellen, doch plots klinkt in de hal van het paleis een krakende, naargeestige stem, die hen beveelt te stoppen. Het is een oude vrouw, wiens man in functie als musketier overleden is. Zij schenkt Lambik een bijzondere hoed en als Lambik te weten wil komen waarom die hoed bijzonder is, wordt hij door Suske en Wiske weggedragen, want die kregen te horen dat de oude vrouw lichtelijk overstuur is door de dood van haar man.
Kort daarna merken onze vrienden maar al te goed dat de vijand reeds in het paleis actief is want ze zien hoe een pas gedoodde musketier wordt weggedragen.
Onze vrienden worden nu door Marie-Angèle officieel voorgesteld aan de koningin. Zij vraagt in tranen badend aan onze vrienden of zij bereid zijn hun leven te offeren voor een goed doel. Binnenkort bereikt haar zoon, de dauphin, nl. het 13e levensjaar en zal dan de troon moeten beklimmen. De hertog wil dit verhinderen door hem te laten doden. De koningin echter houdt haar zoontje verborgen ergens in de Pyreneeën.
Zij wil nu dat onze vrienden hem terugbrengen naar Parijs, voordat hij zijn 13e verjaardag bereikt. Ze waarschuwt tevens dat handlangers van de hertog hen naar het leven staan.
Onze vrienden gaan meteen akkoord en zweren de lijfspreuk der musketiers: "Eén voor allen! Allen voor één!" Hierop krijgt Lambik een verzegelde brief van de koningin, die hij eerst in de toren van Nestelle de Jujuppe mag openen.
Tegen middernacht verlaten onze vrienden ongezien het paleis en Marie-Angèle wijst hun nog de weg. Meteen daarna rijdt zij naar het paleis van de hertog en verraadt onze vrienden en de dauphin voor een zak vol goudstukken. De hertog stuurt onmiddelijk verschillende postduiven naar zijn handlangers elders in Frankrijk om onze vrienden te stoppen.
In een herberg maken onze vrienden dan kennis met een gemaskerde brigade van musketiers die onder de hertog dienen. Zij worden snel opgeruimd en onze vrienden vluchten meteen verder richting Nestelle de Jujuppe.
De geniepige hertog duldt dit echter niet en beveelt de inzet van het geheime wapen. Zonder verdere hindernissen bereiken onze vrienden de toren van Nestelle de Jujuppe en willen juist de brief met verdere informaties openen als de gemaskerde brigade van de hertog nadert met een geheimzinnige kist. Deze kist heeft ijzeren tralies voor zijn opening om schijnbaar iets tegen te houden.
De aanvoerder van de brigade vordert van Lambik de brief. Lambik weigert echter. De aanvoerder pakt nu een massieve ijzeren staaf en schuift die in de mysterieuze kist. De kist begint wild heen en weer te bewegen en iets later komt de staaf er uit met een knoop er in. Wie is er nu zo sterk om metaal als niets naar zijn believen te vormen?
Onze vrienden zijn hierover ontsteld en besluiten de kist met inzet van wapengeweld te veroveren voordat de inhoud van de kist zich tegen hen kan richten. Zo gezegd, zo gedaan, de kist wordt veroverd en meegevoerd naar de toren. Wat echter niemand van onze vrienden gemerkt heeft is dat een lid van de gemaskerde brigade kans zag ongezien het hangslot te openen van de kist. In de toren aangekomen moeten onze vrienden meteen een aanval van de brigade afweren. Plots draait de getraliede deur van de kist open... Lambik weert een laatste aanval af, komt de toren in en... ziet zijn vrienden bewusteloos voor zich liggen!!!
Ontsteld hierover probeert hij Sidonia weer tot bewustzijn te brengen en hoort plotseling zeggen: "...Voor niks nodig... ...Moet er toch aan...". Geïrriteerd kijkt Lambik achter zich en ziet er een gedrongen figuur staan met een lendenschort. De gedrongen man met de dubbelgespierde borstkast en onverzorgd lang nekhaar stelt zich voor als Jerom. Hij heeft als missie iedereen stomweg dood te slaan. Lambik wil hem meteen te lijf met zijn degen, maar merkt meteen dat de zonderlinge Jerom geen katje is om zonder handschoenen aan te pakken. Hij pakt Lambik zijn degen af, breekt het in stukken en eet het steekwapen op! Vervolgens smijt hij zonder moeite Lambik losjes door de torenmuur. Lambik kan niet anders als het bewustzijn verliezen en meteen is de gemaskerde brigade er als de kippen er bij om Lambik de verzegelde brief af te pikken. Jerom vindt echter dat de brief nu van hem is en schakelt ook de brigade van de hertog hardhandig uit. Juist als Jerom de brief op wil eten komt de hertog op de plaats van het gebeuren. Tegen een dopje vol anijs ruilt hij de brief met Jerom om.
De hertog begint de brief te lezen en valt van zijn geloof af. De brief is niet van de koningin en wijst ook niet naar de schuilplaats van de door hem zo gehaatte Dauphin. Hij vraagt aan Lambik die weer bij zijn positieven gekomen is, naar de echte brief. Lambik weet echter van niets. Woedend bindt de hertog hem aan een vat buskruit, waaraan een lont aan het branden is en geeft aan Jerom het bevel Sidonia en de twee kinderen naar de brief te vragen. Ze weten schijnbaar ook niet waar de brief is en wagen een uitval om Lambik te redden van een wisse dood. Maar aan de oersterke Jerom weten ze niet voorbij te komen, want door hem leren ze het vliegen op korte afstand. Ondertussen brandt de lont steeds verder... De hertog en zijn kornuiten beginnen al dekking te zoeken, alleen Jerom wil het spektakel van dichtbij zien.
In de toren komt Sidonia plots met de echte brief op de proppen. Zij wilde het zo lang als mogelijk volhouden, maar heeft zich verrekend met de stoerheid van de gemene hertog. Wiske stormt met de echte brief de toren uit, maar als ze naar buitenkomt, hoort ze... BANG!
Het vat buskruit is met Lambik en al ontploft!
De hertog valt meteen met zijn brigade aan en beveelt Jerom er ook aan mee deel te nemen. Jerom wil de snoodaard iets mededelen, maar de hertog heeft geen tijd om naar hem te luisteren.
In de toren zijn onze vrienden bittere tranen aan het huilen om het verlies van hun dierbare vriend. Al snikkend van verdriet breekt tante Sidonia de zegels van de brief en wil deze lezen, maar op dat ogenblik stormt de hertog met zijn mannen de toren in. De hertog vordert de brief, maar Sidonia zet meteen aan tot een gevecht en geeft de kinderen het bevel naar boven op de toren te gaan. Sidonia gaat zo woest te keer dat ze de hertog en zijn brigade naar buiten kegelt. Kwaad geeft de hertog Jerom het bevel Sidonia op te ruimen. Jerom nadert de toren en angstig om het leven van Sidonia smijten de twee kinderen vanaf de toren een zware steen naar beneden om Jerom te treffen. Inderdaad treffen ze Jerom, maar de steen slaat stuk op zijn ongelooflijk harde hersenpan. Jerom dringt de toren in en sluit Sidonia op in zijn kist.
Suske en Wiske beginnen ondertussen vliegensvlug de brief te lezen en ze ervaren dat een man met een ijzeren masker in het kasteel van Sombrecoin dichtbij de Spaanse grens verborgen is. Plotseling grist de hand van de hertog de brief bij hen weg, voordat ze de achterkant van de brief kunnen lezen.
Zonder pardon worden de twee kinderen van de hoge toren in de rivier geworpen. Wiske raakt hierbij bewusteloos en dreigt te verdrinken. Suske duikt haar achterna en krijgt haar nog te pakken, maar raakt hierbij aan zijn grenzen. Op het laatste nippertje ziet hij een hand, die hen uit de rivier wil helpen. Gretig reikt hij naar deze hand en wordt samen met Wiske uit de rivier getrokken. De redder is niemand anders als de doodgewaande Lambik.
Lambik vertelt de kinderen dat hij door zijn hoed is gered, maar wil nog niet verraden hoe. De kinderen vertellen wat zij te weten gekomen zijn over de inhoud van de brief en Lambik wil daarop Sidonia verlossen.
Ondertussen vertelt Jerom aan de hertog dat hij gezien heeft dat Lambik door zijn toverhoed wist te ontsnappen. De hertog verklaart Jerom voor gek en geeft hem het bevel er voor te zorgen, dat niemand van onze vrienden naar het kasteel kan. De diep beledigde Jerom druipt af.
In de toren krijgt Lambik de kist waar Sidonia in zit opgesloten niet open. Hij besluit de kist mét Sidonia op zijn rug te vervoeren. Tijdens de tocht naar het kasteel Sombrecoin verklapt Lambik het geheim van zijn hoed. De hoed bezit een bijzondere gave: als iemand hem opzet komen de kleine hersenen als klein ventje in de hoed logeren en heeft de eigenschap helderziend te zijn. Dit kleine mannetje was ook degene die Lambik bevrijd heeft. Lambik stelt nu Bikbellum aan onze vrienden voor.
Plots treedt Jerom weer in actie, pikt de kist met Sidonia en smijt hem naar onze vrienden. In een klap zijn Suske, Lambik en Sidonia buiten westen. Jerom gaat nu langzaam en dreigend op het angstige Wiske af met de bedoeling haar te doden. Wiske vlucht, maar struikelt. Op het moment dat Jerom genadeloos wil toeslaan ziet hij Schanulleke, het lappenpopje van Wiske. Vertederd door het aanblik van Schanulleke vergeet Jerom zijn opdracht en gaat er met het lappenpopje vandoor.
Huilend gaat Wiske naar haar vrienden om te berichten dat die vervelende bosmens Jerom er met haar Schanulleke vandoor is, maar zij treft niemand aan. Haar vrienden zijn verdwenen, zelfs de getraliede kast is open en tante Sidonia is "gone with the wind".
Terneergeslagen gaat Wiske op een steen zitten en als uit het niets duikt de man met ijzeren masker op en verklaart dat hij haar vrienden in veiligheid gebracht heeft. Kort daarop vindt zij haar vrienden bewusteloos, maar levend.
De man met het ijzeren masker gaat ondertussen op zoek naar paarden maar Wiske denkt aan niets anders als haar Schanulleke en wat de vreselijke Jerom met haar kan doen. Zodoende vindt ze haar na een niet al te lange tijd in gezelschap van de bosmens Jerom. Het ziet er naar uit alsof hij het popje met een houten knuppel kapot wil slaan. Wiske bidt en smeekt om het leven van haar popje, maar Jerom laat zich niet vermurwen. Jerom slaat toe... maar niet op het popje, echter op een stuk hout! Van het brandhout maakt hij een bedje en een tafeltje met twee stoeltjes voor Schanulleke!
Hij melkt zelfs melk van een koe om Schanulleke er mee te voeren en omdat dit niet lukt, begint hij te huilen. Wiske merkt nu dat Jerom de kwaadste niet is en door een truc drinkt zij de melk zelf op, zodat het er uitziet alsof Schanulleke zelf de melk opgedronken heeft.
Jerom wil nu voortaan altijd bij Schanulleke blijven en Wiske weet Jerom over te halen de valse hertog Le Handru links te laten liggen en hen te helpen de Dauphin naar Parijs te brengen.
Inmiddels ontwaken Lambik, Sidonia en Suske uit hun bewusteloosheid en maken kennis met de man met het ijzeren masker, die hen paarden en uitrusting brengt. Zij merken niet alleen, dat Marie-Angèle een dubbel spel speelt, maar dat dit ook het geval is met de man met het ijzeren masker.
Door de hulp van de sterke Jerom en de slimme Bikbellum weten onze vrienden de eigenlijke Dauphin, tegelijkertijd de man met het ijzeren masker, te vinden, uiteindelijk te zegevieren en naar Parijs te brengen. Het blijkt uiteindelijk Marie-Angèle te zijn, de verraderlijke hofpage.
De hertog, zeker van zijn overwinning en dat hij de juiste Dauhin heeft, steekt toe en de man met het ijzeren masker gevonden te Sombrecoin aan de Spaanse grens is niet meer als een soort robot. Marie-Angèle maakt nu bekend, dat hij niet meer is als een verkleedde hofpage.
De koningin verklaart haar beweegredenen, maar de valse hertog kan dit niet verkroppen en wil op het laatste moment de Dauphin neerschieten en komt achter het gordijn te voorschijn. Voordat hij kan schieten maken Wiske en Sidonia korte metten met de hertog.
Alles is nu geregeld en professor Barabas flitst hen samen met Jerom terug naar het heden.
Ondertussen verklaart Bikbellum in een moralistisch gedicht aan de koningin waarom onze vrienden zo onzelfzuchtig hun leven voor een goede zaak geofferd hebben.
Achtergronden
Twee klassiekers van de wereldliteratuur vormden de inspiratie voor dit verhaal nl. De drie musketiers en De man met het ijzeren masker. Beide romans stammen van de Franse auteur Alexandre Dumas (*1802 - +1870).Het eerste verhaal speelt zich af ten tijde van de Franse koning Lodewijk XIII en zijn vrouw Anna van Oostenrijk (enkele geschiedschrijvers noemen haar ook wel eens Anna van Spanje). Zij wordt in opspraak gebracht door Richelieu, een minister van Lodewijk XIII en tevens kardinaal. Een machtige man dus!
Met het huwelijk tussen Lodewijk en Anna was het slecht gesteld. Ze konden elkaar nl. niet uitstaan en leefden gescheiden. Daardoor had zij ook diverse kleine (seksuele) verhoudingen met kleine edellieden en dienaren. Dit ging Richelieu echter te ver en hij deed alles er aan om haar openlijk aan te klagen, wat hem echter niet lukte. Tegen die achtergrond speelt het eerste verhaal, De drie musketiers, zich af. De musketiers Athos, Aramis, Porthos en d'Artagnan zijn trouwe dienaren van Anna van Oostenrijk en doen er alles voor om Richelieu te dwarsbomen. (Musketiers waren de lijfwachten van de koninklijke familie en hadden als functie de koning en zijn familie zelfs met inzet van hun leven te beschermen.)
De tweede roman, De man met het ijzeren masker, speelt zich iets later af, namelijk ten tijde van Lodewijk XIV, beter bekend als de zonnekoning.
Lodewijk XIII en Anna van Oostenrijk waren gedurende 23 van hun 28 huwelijksjaren kinderloos gebleven. (Hoe kan het ook anders als ze elkaar niet konden luchten of zien!)
Kardinaal Richelieu, feitelijk de eigenlijke heerser van Frankrijk, had er natuurlijk belang bij dat de opvolger van de koning even sterk onder zijn invloed zou komen te staan. Richelieu zag af van zijn persoonlijke vete met Anna van Oostenrijk en wist een formele verzoening tussen de beiden tot stand te brengen. Tot grote verbazing van de Franse bevolking schonk de koningin in 1683 het leven aan een zoon, de latere Lodewijk XIV.
Het feit dat alles zo plotseling ging zorgde voor het gerucht dat iemand anders het kind verwekt zou hebben. Het lijkt niet uitgesloten dat Richelieu de koningin wist over te halen bij haar een kind te laten verwekken door een andere edelman. Voor Richelieu was het niet moeilijk zo iemand met het koninklijk Bourbonbloed te zoeken. Hendrik van Navarre, de halfbroer van Lodewijk XIII, was een gevreesde rokkenjager en heeft menige onwettige zoon in de wereld gezet. Richelieu kan zonder moeite een knappe en natuurlijk willige jonge Bourbon gevonden hebben om daarna de koningin overtuigd te hebben dat dit de enige manier was om een weg te vinden uit hun dilemma.
De hovelingen destijds zeiden ook gedurende de jeugd van de jongen dat de kleine Lodewijk helemaal niets van zijn vader had. De kleine Lodewijk was vlug, flink en sterk, allemaal eigenschappen, die de oude Lodewijk niet bezat.
Als dit alles zo gebeurd is dan is het niet meer als logisch dat Lodewijk XIV zijn biologische vader wegens de sterke gelijkenis liet wegsluiten. Zo een man zou een politieke aardbeving veroorzaken, ja zelfs zijn troon bedreigen. Dus wegsluiten voor altijd, weliswaar comfortabel, maar weg uit zicht van iedereen!
Vreemd genoeg, historisch bevestigd, stierf in het jaar 1703 een man in de Franse gevangenis La Bastille te Parijs een man met een fluwelen masker! Wie was hij? Vast staat dat in 1669 in de havenstad Duinkerken een verdachte man werd gearresteerd op verdenking van majesteitslastering.
Tegelijkertijd werd de gevangene omringd door extreme voorzorgsmaatregelen, altijd bewaakt door twee musketiers en omgeven door extreme luxe. De gevangene werd gebracht naar Pignerol, een gevangenis bij Turijn, destijds Frans gebied. De directeur van de gevangenis, Monsieur St. Mars, de gevangenisdirecteur, kreeg letterlijk te horen dat hij hem (de gevangene) met de dood bedreigen moest, als hij over iets anders praten wil als zijn dagelijkse behoeften! Telkens als de directeur werd overgeplaatst naar een andere gevangenis reisde zijn gevagene mee in een voor de buitenwereld afgeschermde draagstoel. In het jaar 1698 werd St. Mars directeur van de Bastille te Parijs en zelfs daar moest hij de herkenning van de man voorkomen.
Het ligt natuurlijk voor de hand, dat de gevangene sprekend leek op iemand die politiek zeer belangrijk was, iets wat voor diegene, dus de zonnekoning persoonlijk, zeer pijnlijk zou kunnen zijn!
Alexandre Dumas greep dit alles op en wijzigde het hier en daar, net zoals Willy Vandersteen dit later deed in 1952 met Alexandre Dumas' verhalen..
Het fluwelen masker werd een ijzeren masker en hij leefde in de Bastille niet in ongelooflijke weelde maar tussen ratten en ander ongedierte!
Wie deze man nu eigenlijk was zal voor altijd in het duister van de tijd verborgen blijven.
Hollywood greep deze verhalen natuurlijk gretig op en talloze malen werden de verhalen verfilmd. De films die het bekendst zijn geworden zijn o.a. The three musketiers" uit het jaar 1948 met Gene Kelly in de hoofdrol als d'Artagnan en The man in the iron mask" uit het jaar 1998 met Leonardo Di Caprio in de hoofdrol.
De dolle musketiers werd natuurlijk bij de fans, liefhebbers en de jonge lezers bekend omdat er een personage in voorkomt die enorm populair werd in verloop van de reeks, nl. JEROM!
In het begin schrok hij vele lezers af door zijn woeste karakter, zijn kortaffe stijl in taalgebruik en zijn neanderthalerachtig uiterlijk. De redactie van De Standaard kreeg vele boze brieven met als inhoud dat zo'n figuur niet getolereerd kon worden en men dreigde zelfs hiervoor het abonnement op te zeggen.
Of Willy Vandersteen Jerom voor een eenmalige optreden wilde gebruiken of niet is niet helemaal duidelijk geworden, maar hij is tijdens de voorpublicatie begonnen om hem bij te schaven en daardoor evolueerde Jerom naar een bestendig hoofdfiguur om uiteindelijk als tegenhanger van Lambik te dienen.
Jerom werd trouwens zo populair, dat hij er een eigen reeks van overhield. Het eerste verhaal was Het geheim van Brokkelsteen (voorpublicatie in Ons Volkske vanaf 18 augustus 1960 t.e.m. 16 maart 1961 en het album kwam uit in het jaar 1962) en er zouden nog talloze afleveringen volgen. De eerste pakweg 17 á 18 verhalen waren doorweg van behoorlijk niveau, totdat de Duitse uitgeverij Bastei zich bij Willy Vandersteen meldde. Zij wilden Jerom en ook Bessy (een andere stripreeks van Willy Vandersteen) één keer per week als stripblaadje uitbrengen. Speciaal hiervoor werd de studio enorm uitgebreid. Een gedeelte zorgde voor de Bessy-verhalen en een ander gedeelte moest zich kromleggen voor de Jerom-verhalen (In Duitsland kreeg Jerom trouwens de naam Wastl! Dit is eigenlijk een naam afkomstig uit de Duitse deelstaat Beieren en is ook niet erg liefkozend bedoeld. Een Wastl is eigenlijk een soort dwerg en bovendien nogal onhandig van aard!) In dit gedeelte van de studio zou trouwens een zekere heer Paul Geerts zijn carrière beginnen, maar meer hierover leest u op de zustersite Jerom op het WWW en bij de samenvatting van De charmante koffiepot.
(De legende wil trouwens dat Willy Vandersteen tijdens één van zijn beruchte versnaperingen in de Antwerpse cafés Jerom op een bierviltje tekende.)
Op het einde van de voorpublicatie van dit verhaal verwijst Willy Vandersteen naar één van de grootste overstromingsrampen van na de Tweede Wereldoorlog. Grote delen van Nederland, België, Frankrijk en Engeland werden begin februari 1953 door stormvloed getroffen. In een recordtijd werden grote gedeeltes van de Nederlandse provincies Zeeland en Zuid-Holland overspoeld. Van paniek vervuld vluchtten vele mensen op de daken van hun huizen. Hele huishoudens waren hiermee in een klap weggevaagd door het kolkende water. Wat nog erger is, is het feit dat hierdoor meer dan 1800 mensen om het leven kwamen.
Als gevolg hiervan is men met het prestigieuze project de Deltawerken begonnen. Deze stormvloedkering is een sterk stuk Nederlands ingenieurswezen en moet bij stormvloed het water tegenhouden om het Zeeuwse achterland te beschermen. Men heeft toen aan alles gedacht, alleen niet aan het feit, dat door toedoen van de mensheid de poolkappen beginnen te smelten en het peil van de oceanen daardoor gaat stijgen. Men zal dus op korte termijn weer miljoenen moeten investeren om de stormvloedkering nog hoger te bouwen.
Toen in 1984 de voltooiing van de Deltawerken naderde hebben onze vrienden al eens een bezoekje gebracht aan dit bouwwerk. Ze beleefden er toen hachelijke avonturen met kwaadaardige slijkmosselen en boze weer- en zeegeesten, die in de stormvloedkering het einde van hun macht zagen naderen. (zie Het Delta duel)
In 2008 werkten Charel Cambré en Ronald Grossey aan de opzet voor een alternatieve Suske en Wiske-reeks waarin de geschiedenis van Jerom, vóór zijn debuut in De dolle musketiers behandeld zou worden. Deze serie werd echter nooit verder uitgewerkt.
Tekst: Alain Stienen
Lezers-recensiesWat vinden de lezers van dit verhaal?Bekijk de Lezers-recensies voor dit verhaal. Schrijf zelf een recensie. |