Suske en Wiske op het WWW
Suske en Wiske op het WWW
Suske en Wiske

Suske en Wiske artikelen in Veto


De volgende 6 teksten zijn geschreven door Gert Meesters en verschenen in het blad Veto . Wij danken hen voor de toestemming om het hier te plaatsen. Van de hand van Gert Meesters i.s.m. Michel Kempeneers verscheen ook een uitgebreid artikel in Teek.

Veto is het Studentenweekblad van de Leuvense Overkoepelende Kringorganisatie

Inleiding

Wie Suske en Wiske niet kent, is vast op Kwakurnus grootgebracht. Terwijl onze ouders faalden in hun opvoedende taak, stonden Sus en Wis steeds paraat om ons wijze lessen in te lepelen. Gekruid met het nodige avontuur natuurlijk.

1995 zal de stripgeschiedenis ingaan als het jaar van de vijftigste verjaardag van de meest suksesrijke Vlaamse strip. Op 30 maart 1945 verscheen namelijk de eerste strook, nog met Wiske's broer Rikki, in de krant De Nieuwe Standaard. Onlangs kwam een overzicht van vijftig jaar 'Suske en Wiske' in boekvorm uit. En Veto vond de hoera-sfeer wel geschikt om de jeugdidolen eens onder de loep te nemen.

Voor de verandering eens geen gebekvecht over welke albums de beste zijn, maar een diepteonderzoek. Met de Terranef dalen we af tot in de donkerste krochten van a-dem-be-ne-men-de avonturen. Enkele thema's boeien ons daarbij buitengewoon: liefde en familie, wetenschap en moraal. O ja, voordat we vertrekken. Van de reeks 'Suske en Wiske' verschenen tot nu toe 177 titels, waarvan Willy Vandersteen er ongeveer vijfentachtig, Paul Geerts maximaal negentig en nieuweling Marc Verhaegen minstens twee voor hun rekening namen. Let's go.

Vijftig jaar op zoek naar verwanten

De penibele pedigree

Dat Suske en Wiske niet bepaald doorsnee-familierelaties onderhouden met de hun omringende figuren, is bekend. Vandersteen vond dat hij goede redenen had om familierelaties bij zijn hoofdfiguren zo veel mogelijk te vermijden. Minder bekend is dat de helden na een kleine 180 verhalen er toch een hele stamboom op na beginnen te houden. Ook al klopt die stamboom soms niet helemaal.

Vandersteen vond dat je het ouders niet kan aandoen dat hun kinderen zomaar de helft van het jaar ver weg zijn, zoals het bij 'Jommeke' het geval is. Nauwe familierelaties staan een avontuurlijk leven in de weg, vond hij. Daarom ontwierp hij het ondertussen overbekende zestal dat elkaar in de loop van vele avonturen heeft ontmoet, maar, op Wiske en Sidonia na, geen enkele familieband met elkaar heeft: Suske, Wiske, Sidonia, Lambik, Jerom en Barabas.

Het ontbreken van familierelaties tussen de hoofdfiguren heeft als logisch gevolg dat elke tekenaar/schrijver van de reeks (Vandersteen, Geerts en jonge kracht Verhaegen) zich op een bepaald moment vragen begint te stellen over de stamboom van zijn figuren. De volgende stamboom is het resultaat van vele avonturen.

Duivel

Wiske heeft al vijftig jaar alleen maar haar tante, Sidonia. Haar enige andere familielid was broer Rikki, een bokskampioen, die alleen in 'De avonturen van Rikki en Wiske' mocht meespelen. Daarna werd hij om een schoenenbon gestuurd en we hebben hem nooit meer teruggezien. Vandersteen vond hem te groot in vergelijking met Wiske.

Suske woonde in 1945 op het nog steeds onontdekte eiland Amoras. Zijn overovergrootvader was de stichter van de stad Antverpia op dat eiland. Hij heette Sus Antigoon. Ter ere van hem werd een standbeeld opgericht, met als opschrift: "hij leerde zijn volk eten, maar dronk zich dood". Als spook met een droge lever treedt hij af en toe op in een verhaal. Op het einde van 'De maffe maniak' verlooft Sus zich met booswicht de Zwarte Madam, maar of daar nog iets van gekomen is, is niet duidelijk.

Tante Sidonia heeft zowat de meest uitgewerkte familie. In het veertiende-eeuwse 'De koning drinkt' is ene Sidonia, die trouwens als twee druppels water op de twintigste-eeuwse tante Sidonia lijkt, koningin der Kannekijkers. Sidonia is dus van adel. Dat wordt bevestigd door een Spaanse tak van de familie: ene hertog Medina Sidonia maakte nog deel uit van de Spaanse vloot op het einde van de zestiende eeuw. Rond 1850 leefde baron van Stiefrijke, een snelheidsduivel en voorvader van Sidonia, in Kommersbonten ('De Tuftuf-club'). Sidonia wordt in datzelfde verhaal ook Sidonia van Stiefrijke genoemd.

In het heden heeft Sidonia nog drie familieleden. Haar vader, simpelweg de Snor, verblijft even bij Sidonia wanneer het rusthuis waar hij verblijft, afbrandt ('De snorrende Snor'). Sidonia's nicht Net de Anker, alias Carmencita Falasol, is operazangeres. Ze is getrouwd met de Spaanse uitvinder Rondello, die een mechanische stier ontwierp in 'De Stierentemmer'. Samen hebben zij een zoontje, Sprotje, dat een hoofdrol speelt in het korte verhaal 'Spruiten voor Sprotje'. Rosse John is een neef van Sidonia in Canada. Hij wordt betoverd door zijn levensgezellin Big Snowbel en ontpopt zich als een boosaardige kariboejager. Maar op het einde van 'De lachende wolf' zit alles weer lekker snor.

Hellegat

Het bekendste familielid van Lambik is Arthur, de vliegende aap. In een dierenvelletje, maar mét bolhoed verblijft hij in de jungle. Door het sap van een geheimzinnige plant kan hij vliegen, hetgeen hij in vele verhalen demonstreert. Lambiks vader, Papal-Ambik, woont in het oerwoud van Rotswana. Hij maakt er verzen per tamtam. Lambik ontmoet in de loop van zijn avonturen ook enkele verre voorouders: Lambiorix, het moedige stamhoofd van een stam van Oude Belgen, en Johan Matheus Lambik, een schurkachtige bokkenrijder. Deze laatste bleek echter betoverd te zijn en Lambik hoeft zich dus niet te schamen voor zijn voorvader.

Lambik is niet de enige die zich aanvankelijk schaamt voor een snode voorvader. Professor Barabas heeft nachtmerries over zijn overgrootvader, de zwarte magiër Barabas ('De hellegathonden'). Maar ook magiër Barabas blijkt op het einde van het avontuur geen echte booswicht te zijn. De helden zijn blijkbaar van vader op zoon door en door goede mensen. Beide Barabassen tonen overigens aan dat de chronologie in Suske en Wiske soms problemen stelt. De magiër is ongeveer vijftig jaar oud in 1900. En de professor is zeker ouder dan vijfenveertig bij zijn eerste optreden in 1945. In die vijftig jaar verschil tussen beiden moeten nog een vader en een grootvader van professor Barabas bestaan hebben. Of hoe de Barabassen van deze wereld zich razendsnel voortplanten.

Duister

In Jeroms voorgeschiedenis klopt er iets niet. Volgens een eerste versie is Jerom een oermens. Zijn oersterke vader is vroeg gestorven. Zijn moeder Moe Mie voedt hem op. Hij wordt onmenselijk sterk omdat een sjamaan hem betovert. Later geraakt hij ingevroren in een blok ijs. Pas in 1603 duikt hij weer op als geheim wapen in 'De dolle musketiers'. Hij raakt vertederd door Schanulleke en komt met de andere helden via de Teletijdmachine naar onze tijd. Maaarr. Er is ook een tweede versie. In 'De nerveuze Nerviërs' legt professor Barabas uit waarom Jerom zo sterk is. Volgens Barabas heeft Jeroms kracht veel te maken met de goede gezinnen waar hij uit voortgekomen is. De professor laat als bewijsmateriaal een gezin oude Belgen zien, die worden afgeschilderd als voorouders van Jerom. Aangezien Jerom in de eerste versie ten tijde van de oude Belgen al leefde, is deze tweede versie niet zomaar verenigbaar met de eerste. Jeroms familiegeschiedenis is dus nogal duister. De verklaring kan echter vrij eenvoudig zijn. 'De nerveuze Nerviërs' is nog van Vandersteen, terwijl 'De malle mergpijp', waarin het oer-verleden van Jerom voor het eerst verteld wordt, van opvolger Paul Geerts is.

Zelfs Wiske's trouwe pop Schanulleke heeft familie. In 'Het Bretoense broertje' wordt Schanulleke voor de zoveelste keer levend. Zij voelt zich zo eenzaam dat tante Sidonia voor haar een broertje maakt naar het model van een Bretoense visser. Om hem levend te maken, trekken de helden naar het geheimzinnige eiland Arzur, waar Schanulleke's broertje Yannig trouwt met het feetje Triphine.

Een kleurrijke verzameling familieleden in zeer verre aftakkingen vangt in 'Suske en Wiske' het gemis aan directe familierelaties enigszins op. Het interessante aan zulke familieleden is dat ze meestal ook stof leveren voor een nieuw verhaal. In 'Tazuur en Tazijn' krijgt zelfs Krimson een voorvader: Crimsonius de magiër. Na de goeien zijn nu dus blijkbaar de slechteriken aan de beurt. Who's next?

Vijftig jaar hunkering

De langoureuze liefde

Strips als 'Suske en Wiske' of 'Kuifje' krijgen wel eens naar hun hoofd gesmeten dat liefdesgevoelens er te weinig of op een te karikaturale manier in aan bod komen. In 'Suske en Wiske' loopt verliefdheid altijd met een sisser af. Bij Vandersteen zelf kwamen amoureuze gevoelens nauwelijks aan bod. Geerts lijkt er wat vaker mee uit te pakken. Hij heeft blijkbaar soms medelijden met zijn eenzame figuren. Maar een vurige romance moet nog steeds wijken voor het verplichte avontuur.

Echte liefdesrelaties mogen niet in een kinderstrip als 'Suske en Wiske'. Volgens Vandersteen zou een sterke liefdesband (zoals ook een familieband: zie De penibele pedigree) het avontuur in de weg staan. Een vaste relatie brengt een aantal verplichtingen met zich, die door een per definitie avontuurlijke stripfiguur onmogelijk nagekomen kunnen worden.

Frustratie

Nochtans zijn Vandersteens figuren wel zo menselijk dat ze hunkeren naar liefdevol gezelschap. Amoureuze escapades leiden in albums vaak tot avontuurlijke ontwikkelingen. De helden hebben onderling al ambigue banden. Suske en Wiske zijn geen familie, wat het vermoeden dat ze iets met elkaar hebben, een voedingsbodem geeft. Wiske is immers altijd jaloers wanneer Suske even de andere kant uitkijkt. De volgende passage uit 'De kleurenkladder' bevestigt dat vermoeden: "Wiske, ik zou zo verliefd op je worden"-"Ik dacht dat je dat al was!". Maar in 'De jolige Joffer' spreekt Wiske andere taal: "Ik wil wel je beste vriendin zijn, maar dat is alles hè. Geen flauwekul met liefde enzo. Je moet niet boven je stand gaan leven hè". Wat de precieze relatie tussen beide vrienden is, zal wel nooit duidelijk worden.

Tante Sidonia's liefde voor Lambik is hopeloos. Ze zal eeuwig gefrustreerd blijven, want Vandersteen heeft in zijn testament duidelijk gemaakt dat Sidonia en Lambik nooit een koppel mogen worden. Lambik zal alvast erg opgelucht zijn door dat testament. Hij deed al vele jaren zijn best om Sidonia op een afstand te houden. In 'De Sterrenplukkers' tovert hij zelfs een diavoorstelling tevoorschijn om Sidonia duidelijk te maken dat hun huwelijk verkeerd zou aflopen. Maar Sidonia zal de moed wel nooit opgeven.

Matrone

Ook buiten de gewone heldenkliek gaan de hoofdfiguren op zoek naar tederheid. Professor Barabas is het minst actief. Hij vervult met verve zijn rol van droge wetenschapper, die genoeg heeft aan zijn laboratorium. Maar één keer is het hem toch te veel geworden. In 'Beminde Barabas' sterft hij bijna van liefdesverdriet. Hij geneest pas wanneer hij zijn eerste en enige liefde, Lotje de naaister, terugziet. Dan valt Barabas terug in zijn rationele plooi en van Lotje is nooit meer sprake.

Jerom en Lambik vertonen ongeveer hetzelfde 'liefdesleven'. Ze lopen achter elke niet al te lelijke vrouw aan, maar komen telkens van een kale reis thuis. Lambik en Jerom doen bijvoorbeeld alles om in de gunst te komen van Tronica de robot, Sigrid de vikingvrouw en Poeskha Fé de eskimo. Maar telkens heeft een derde man meer geluk. Sommige vrouwen zien Lambik of Jerom wel zitten, maar dan zijn de mannen zelf niet happig. Beide helden ontvluchten in zulke netelige situaties vreselijke matrones: Jerom wordt in 'De nerveuze Nerviërs' achtervolgd door de fee Libelildis en Lambik vlucht voor de Indiaanse Sitting Flower in 'Bibbergoud'. Overigens zijn zowel Lambik als Jerom erg vatbaar voor vleierij. De heks Antanneke, de Dulle Griet en de Filistijnse Dilijla maken misbruik van de onzekerheid van de twee helden. Een enkele keer kunnen de twee mannen genieten van een kortstondig succes. De regenboogprinses ziet wel wat in Lambik, maar wordt weerhouden door haar plichtsgevoel. Veerle in 'De mollige meivis' twijfelt of ze Jerom als man wil, maar ziet dan Jerom voor haar ogen weggeflitst worden.

Seksualiteit

Suske heeft duidelijk een voorkeur voor exotische meisjes. Hij kan het erg goed vinden met zeemeerminnen (Marisa in 'Het Deltaduel'), negerinnetjes ('De bevende baobab', 'De Junglebloem' en 'De pompenplanters') en elfjes (Lillemor in 'De lieve Lilleham', Dotti in 'De edele elfen' en Leliebel in 'Het kristallen kasteel'). Maar lang duren die flirten nooit, want Wiske steekt er elke keer een stokje voor. Wiske zelf is erg trouw aan Suske. Ze probeert Suske wel eens jaloers te maken (met Colmarin in 'De vergeten vallei' of met Bjoetie de Nuton in 'Het kristallen kasteel'), maar daar blijft het dan bij. Ze is één keer echt verliefd geweest: op Lilleham, maar die vlotte loverboy bleek een onbetrouwbaar sujet ('De lieve Lilleham').

Sidonia concentreert zich meestal op Lambik, en moet daardoor zelfs aanzoeken weigeren. Lewie de melkman in 'De gouden ganzeveer' en baron de Poefwoir in 'De toffe tamboer' bijten in het zand. Af en toe kijkt Sidonia ook uit naar andere kandidaten, vooral als ze rijk en ongetrouwd zijn. Ze was zelfs twee keer bijna getrouwd. In 'De Boze Boomzalver' ontsnapt ze op het nippertje aan een huwelijk met Robur, de heilige eik. En in 'De Briesende Bruid' grijpt Vandersteen zelf in wanneer ze het iets te goed kan vinden met zanger Fé Holksong. Sidonia moet blijven toebehoren aan het publiek.

In Suske en Wiske worden liefde en seksualiteit de laatste tijd iets minder als taboe behandeld dan vroeger. In 'Sagarmatha' wil de Yeti onbeschaamd samen met Sidonia in zijn strooien bed kruipen en in 'Het krakende Carcas' brengt Jerom met Cers een hele nacht door in een boom (!). "Ze kunnen het goed met elkaar vinden", zegt de tekst. Zijn er liefdevolle tijden in het verschiet?

Vijftig jaar levenslessen

De modieuze moraal

Een kinderstrip als 'Suske en Wiske' probeert net iets meer te doen dan de jonge lezertjes aangenaam bezig houden. De makers vinden het blijkbaar ook hun taak om kinderen 'goede waarden' mee te geven. En de ouders zullen er niet rouwig om zijn. De boodschap wordt meestal erg algemeen gehouden, om iedereen tevreden te stellen. Nochtans is er in de 'Suske en Wiske'-moraal een duidelijke ontwikkeling merkbaar.

De ontwikkeling is het duidelijkst in de aanpak. Bij Vandersteen had je vooral avontuurlijke verhalen, die meestal afgesloten werden met een volkse spreuk. Geerts bouwde in het begin zijn verhalen echt op rond een boodschap, zoals in zijn eerste verhaal, 'De gekke gokker' nog het duidelijkst is. De personages zijn daarbij ondergeschikt aan de boodschap. Je krijgt een typering in extremen, om de boodschap toch maar goed uit de verf te laten komen. En dat terwijl moderne pedagogen toch meer de impliciete moraal aanhangen.

In het verleden werd Vandersteen wel eens verweten dat de boodschap van zijn strip extreem-katholiek was. Nu was Vandersteen wel in een katholiek milieu opgegroeid, maar een pilaarbijter kon je hem toch allerminst noemen. In zijn verhalen vind je wel veel waarden die traditioneel de noemer christelijk meekrijgen, maar naastenliefde (topper met vijftien verhalen), vriendschap (twaalf verhalen), plichtsbewustzijn of rechtvaardigheid zijn niet van die aard dat ze een vrijzinnige tegen het hoofd zouden stoten. De sporadische promotie van het gezin in de vroegere verhalen -- ambigu als je naar de helden kijkt -- stoot misschien op meer weerstand.

Kaal

Slechts in twee verhalen komt het katholicisme iets explicieter aan bod. In 'De stierentemmer' mag het jongetje Sprotje niet naar bed voordat hij zijn avondgebedje opgezegd heeft. Maar dat verhaal dateert uit 1950 en is in de tijdsgeest niet zo erg ongewoon. 'Het dreigende dinges' vertelt een verhaal met veel kerken, maar dat verhaal is dan weer een bewerking van een volkse vertelling.

Vandersteen en Geerts putten wel duidelijk uit de christelijke traditie voor hun inspiratie. Een aantal verhalen zijn gebaseerd op bijbelse vertellingen. 'De adellijke ark' en 'Het Mini-Mierennest' zinspelen op de zondvloed en 'Sjeik El-Rojenbiet' lijkt een beetje op de parabel van de verloren zoon. Verder zinspeelt 'De kale kapper' op sterke Samson. 'De snoezige Snowijt' heeft wat weg van het kerstverhaal. Onlangs gebruikte Paul Geerts nog het verhaal van Jonas en de walvis voor 'De gulden harpoen'. De bijbel vindt zo zijn plaats tussen sprookjes, volksverhalen, films en tv-feuilletons als inspiratiebron voor verhalen van 'Suske en Wiske'.

Andere godsdiensten komen in de Geerts-verhalen minstens evenveel aan bod als de katholieke. 'Lambik Baba' en 'De parel in de lotusbloem' getuigen van Geerts' interesse voor oosterse godsdiensten. Meestal passen zulke verhalen in een anti-racistisch kader. Hoewel Vandersteen in zijn testament bepaalde dat Suske en Wiske zich beter niet te fel bezighouden met racisme, getuigen verhalen als 'De scherpe schorpioen', over Marokko, dat anti-racistische wenken wel eens in een verhaal opduiken.

Tapkast

Een album als 'De gramme huurling', sterk verhaal trouwens, getuigt daarentegen van een uitgesproken racistische houding. De blauwhuidige Blippies worden er voorgesteld als luiaards en dommeriken. En de paternalistische hulp van de helden is er absoluut noodzakelijk. Gelukkig getuigen de 'De bevende baobab' en vooral 'De pompenplanters' van een meer vooruitstrevende visie op ontwikkelingssamenwerking. De nadruk wordt er gelegd op de zelfredzaamheid van de plaatselijke bevolking.

Geerts heeft de klemtoon van 'Suske en Wiske' van de 'christelijke' waarden verlegd naar ecologie. In de kiem zat een groen besef al in veel verhalen van Vandersteen. Vandersteen huiverde namelijk voor onvoorzichtige vooruitgang en stelde in zijn verhalen romantische of nostalgische gevoelens tegenover geldgewin en blinde vooruitgangsdrift. Van dat uitgangspunt tot ecologie is niet zo'n grote stap. De bescherming van het leefmilieu kwam al aarzelend aan bod in de Vandersteen-verhalen 'De toornige tjiftjaf', 'De stierentemmer' en 'De lachende wolf'. Maar Geerts heeft er het topthema van gemaakt. Hij schreef al twaalf verhalen over zwarte neushoorns, lijdende bomen, arme zeehondjes of bedreigde walvissen.

Moraal in 'Suske en Wiske' drijft mee op de schuimkoppen van de maatschappelijke tendenzen. De levenslessen in de strip moeten daarbij niet geïnterpreteerd worden als hoogstaande ethische theorieën. Ze maken in het beste geval op een eenvoudige manier een maatschappelijke betrokkenheid los bij de lezertjes. 'Suske en Wiske' brengt een simpele tapkastmoraal van volksmensen voor volksmensen. Je zou de reeks kunnen verwijten dat de 'iedereen elkaars vriendje'-droom wat te irrealistisch is. Maar dromers hebben tenminste nog een droom.

Vijftig jaar uitvindingen

Briljante Barabas

Als iemand ooit de mensheid verblijd heeft met fijne uitvindingen, dan is het professor Barabas. Zijn collega Gobelijn heeft, op de vliegende bol na, nooit veel deugdelijke dingen klaargestoomd, maar Barabas ontwerpt de ene geniale uitvinding na de andere. Alleen jammer dat hij vaak uitvindingen doet die onder een andere vorm in een hoekje van zijn laboratorium liggen te roesten. Een greep uit bekende en minder bekende toestellen, waarvan jammer genoeg geen enkel gecommercialiseerd werd.

De meeste uitvindingen van Barabas dienen om de helden zo snel mogelijk te vervoeren. De Gyronef was tot voor een paar maanden ongetwijfeld de bekendste helikopter in Vlaanderen. Hij wordt in een kleine dertig verhalen van stal gehaald. Soms letterlijk, want Sidonia slaagt er in 'De Stalen Bloempot' in om de Gyronef met één hand uit de garage te halen. Het voertuig is blijkbaar van een iets lichtere makelij dan een doorsnee-helikopter. Gelukkig wordt de Gyronef alleen in Suske en Wiske gebruikt, want iedereen die er een beetje verstand van heeft, weet dat het ding in de realiteit niet zou kunnen vliegen. Als het ding stabiel wil blijven, heeft het namelijk een propeller aan de staartvin nodig. Maar de Gyronef heeft aan de staartvin alleen straalmotoren.

De Gyronef mag dan het meest gebruikte vliegend machientje in Suske en Wiske zijn, het is zeker niet het enige. Barabas ontwierp nog vliegende schotels, opblaasbare vliegtuigjes, een raket op mankracht en een vliegende motor (beide voor Jerom), een straalmotortje om op de rug te binden, een ruimtekruiser en het ruimtependel Barutras. Barabas' Ruimtekruiser kon een tocht naar verre melkwegstelsels aan, maar toch moet in 'De stervende ster' een ruimtependel ontworpen worden dat veel beperktere mogelijkheden biedt. Uitvindingen geraken blijkbaar snel in een verdomhoekje ten huize van Barabas.

Oliecrisis

Auto's zorgen ervoor dat de helden zich snel voortbewegen op het land. Barabas beperkt zich tot het perfectioneren van de auto. Het resultaat is Vitamitje, een schattig autootje dat niet op benzine rijdt, maar op echt eten. Na zijn introductie in 'De Sprietatoom', mocht hij nog in enkele verhalen opduiken, tot hij in 'De Tootootjes' op rust gaat in de autohemel Ralentirius, een meteoor waar de fee Seefti over de autootjes waakt. Nochtans zou Barabas met een commercialisering van Vitamitje een oliecrisis voor kunnen zijn. Bovendien had Lambik zich in 'De amoureuze amazone' dan niet zo moeten uitsloven om een milieuvriendelijke brandstof uit te vinden. Maar ja, Vitamitje was weer even vergeten.

Onder de grond kunnen Suske en Wiske ook uit de voeten. De Terranef boort met een diamanten schijf een gat in de grond en zorgt er met een koelinstallatie achteraan voor dat alles weer netjes op zijn plaats terechtkomt. De ondergronder werd aanvankelijk snel gemoderniseerd. Hij kreeg een steekvlam in plaats van een diamanten schijf en ging zo meer en meer op de Stalen Mol lijken, een uitvinding van professor Person in 'De groene splinter'. Blijkbaar heeft tekenaar Paul Geerts dat ook ingezien, want in 'Het Aruba-dossier' werd de Terranef in zijn oude glorie hersteld, met diamanten schijf. In dat verhaal kan de Terranef ook onder water varen, waardoor hij andere uitvindingen van Barabas: de IJzeren Schelvis, de Snoek, de IJslandsuite en de RVD1 (rijden-vliegen-duiken) concurrentie aandoet.

Zweetvoeten

Eigenlijk is de Teletijdmachine ook een voertuig. Om tijdreizen mogelijk te maken, moeten alle tijden zich immers tegelijk afspelen. De Teletijdmachine is ongetwijfeld de meest typische uitvinding van de stripreeks. Ze maakt fantastische avonturen in verleden en toekomst mogelijk. In totaal wordt de Teletijdmachine in ongeveer vijftig verhalen gebruikt. De laatste tijd geraken moderne derivaten van de Teletijdmachine erg in de mode. De helden beschikken zowaar over een portable Teletijdmachine en over armbanden waarmee ze zelfstandig door tijd en ruimte kunnen reizen.

Vervoer is niet de enige specialisatie van professor Barabas. Ook op communicatiegebied heeft de professor de bakens verzet. Hij ontwierp onder andere een gedachtenmelker, een droomlezer, de Gepro (waarmee gedachten driedimensionaal geprojekteerd worden) en de fameuze walkie-talkieschoen (waarschijnlijk afgevoerd wegens zweetvoeten). De Klankentapper kon aanvankelijk alleen maar planten hun zegje laten doen, later zwegen ook dieren en stenen niet meer. En de Tastoscoop zorgt ervoor dat iedereen die ergens een voorwerp laat slingeren, door middel van beelden uit zijn leven geïdentificeerd kan worden.

Het is blijkbaar voor de tekenaars zelf niet gemakkelijk om het uitvindtempo van Barabas te volgen. Tekenend is de volgende evolutie: Barabas vindt een verkleinautomaat uit, dat door Savantas in 'De Sprietatoom' misbruikt en vernietigd wordt. Veel later vindt Barabas een snelgroeier uit (omgekeerde effekt), die na enkele albums wordt geperfectioneerd en dan ook kan verkleinen. De cirkel is weer rond...

De wiebelende wetenschap

Met professor Barabas hebben Suske en Wiske altijd de wetenschap aan hun kant. Omdat de professor een opvallende rol speelt, kan je tussen de lijnen heel wat opvattingen over wetenschap terugvinden. Vroeger werd Vandersteen wel eens verweten dat hij de lezertjes een rotsvast geloof in de wetenschap wou opdringen. Maar dat is op zijn minst overdreven. Met de komst van tekenaar Marc Verhaegen krijgt de wetenschap zelfs meer en meer slechte rollen.

Natuurlijk is Barabas een geweldig genie dat de meest onmogelijke toestellen uitvindt (zie artikel Briljante Barabas). Van die uitvindingen maken de helden dankbaar gebruik. En als het even kan, willen ze Barabas' wetenschap ook wel wat vooruithelpen. Maar zodra er 'belangrijke waarden' op het spel staan, moet de wetenschap inbinden.

In 'De rosse reus' bijvoorbeeld moet een onderzoek van Barabas wijken, omdat het onderzoeksobject, de reus, in zijn gezin niet gemist kan worden. Wanneer Barabas wat langer doorboomt over een wetenschappelijk onderwerp, wordt hij snel de mond gesnoerd: "Van jouw wetenschap begin ik zo langzamerhand mijn buik vol te krijgen!" zegt Lambik in 'De glanzende gletsjer'. Barabas wordt dan ook vaak belachelijk fanatiek voorgesteld.

Wetenschap komt in de jongste verhalen soms in een slecht daglicht te staan: in 'De rosse reus', 'De slimme slapjanus' en 'De averechtse aap' vind je slechte geleerden. Krimson, "publieke vijand nummer één", maakt zelfs vaak gebruik van de laatste wetenschappelijke snufjes. Maar enkele verdorven wetenschappers maken nog geen verdorven wetenschap. 'De stervende ster' is grotendeels gebaseerd op grootse wetenschappelijke verwezenlijkingen. De makers van 'Suske en Wiske' zijn hun geloof in de wetenschap nog niet kwijt, maar ze beginnen een evenwicht te vinden. Zoals er ongeveer evenveel witte als zwarte magie aanwezig is in 'Suske en Wiske', is er nu ook een evenwicht tussen wetenschap met goede en wetenschap met slechte doeleinden.

Die genuanceerde opstelling vind je ook terug op het ethische vlak. In 'De Sprietatoom' uit 1948 worden twee onschuldige uitvindingen van Barabas, het Sprietatoomkanon en het Stopstraalkanon, vernietigd om misbruik te voorkomen. In 'De slimme slapjanus' uit 1993 haalt Barabas die uitvindingen weer boven. Hij verklaart die ommekeer als volgt: "Het wordt tijd dat de mensheid haar verantwoordelijkheid opneemt. Ik dikteer geen moraal, ik ben uitvinder." Een generatieconflict tussen Vandersteen en Verhaegen? Of gaat 'Suske en Wiske' gewoon mee met de tijd?

Ondanks die meer volwassen benadering van wetenschap, blijft een instrumentele visie overheersen. Zolang er praktische uitvindingen uit voortkomen, steunen Suske en Wiske de wetenschap. Maar als het om louter kennisgaring gaat, dan is het eerste het beste excuus goed genoeg om de wetenschap in de steek te laten.

Gert Meesters


© Teksten: Gert Meesters en Veto
© Suske en Wiske-merken: Standaard Uitgeverij