Suske en Wiske op het WWW
Suske en Wiske op het WWW
Suske en Wiske

Het rijmende paard


Vorige Index
Index
Volgende

Rode reeks no. 96 (1e druk: 1969)
Voor het eerst in album verschenen in 1963

Het rijmende paard Op 22 november 1962 was de aankondiging van Het rijmende paard in De Standaard te lezen. Meteen de dag er na begon de voorpublicatie van het verhaal en die zou eindigen op 1 april 1963. De eerste uitgave van het verhaal in album volgde later in dat jaar.

Willy Vandersteen was begin jaren 60 lid van de manege De Stal in de Canadezenlaan te Kalmthout. Zijn kinderen waren er trouwens ook vaak te vinden. In het verhaal Het rijmende paard zag Willy eens een mogelijkheid diverse clubleden ten tonele te voeren. Naast de eigenaar Freddy Wouters, de knecht René en de hond Twinkle, presenteerde Willy Vandersteen ook leden, zoals Amedee Duuring, Els Smekens en Henri Vinoelst.
Met deze laatste kreeg Willy het aan de stok. Henri Vinoelst stond namelijk model voor de neurotisch aangelegde Dr. Krimson!
De gelijkenis was volgens velen zo treffend dat Henri Vinoelst zich in zijn eer aangetast voelde en over laster e. d. begon te praten. Om mogelijke heibel te vermijden vond Willy het toch beter het beroemde sikje aan het uiterlijk van Krimson toe te voegen om zo de vergelijking met Henri Vinoelst af te zwakken.

Met de introductie van Dr. Krimson in Het rijmende paard kregen Suske, Wiske en hun vrienden een tegenstander die zich in de verdere loop van de reeks tot aartsvijand zou ontwikkelen. In tegenstelling tot de meeste andere tegenstanders is hij nerveus van karakter en neurotisch aangelegd. Aan Dr. Krimson de ene kant is hij gecultiveerd en charmant, aan de andere kant is hij onberekenbaar en zodoende niet te vertrouwen. Hij slikt diverse pillen om bepaalde neigingen en driften te stimuleren of te onderdrukken. Hij wil MACHT en alleen dat is voor hem belangrijk. Mensenlevens tellen bij hem niet!
Men weet als lezer dat Krimson door en door slecht is, maar de door Willy gegeven nukken maken Krimson menselijker als de vele tegenstanders voor en ook na hem. De duidelijke zwart/wit-schakering ontbreekt bij Krimsons profiel en daardoor gaat er van deze figuur een fascinatie uit. Niets voor niets is Krimson sinds zijn introductie de onaangevochten lieveling der fans als het om de slechteriken gaat in het Suske en Wiske-universum.
Is hij in De sissende sampan, Het zoemende ei en in De malle mergpijp nog steeds de medogenloze, onaangevochten bendeleider, die steeds het vuile werk door anderen laat opknappen, einde jaren 70 begint hierin verandering te komen.
In de stripversies van de Wies Andersen-poppenfilms De minilotten van Kokonera, De gouden locomotief, Het laatste dwaallicht en De regenboogprinses (Krimson komt ook voor in de poppenfilm De windbrekers, maar in de stripversie is hij nergens te bekennen.) is hij niet meer de geslepen en brute bendeleider van weleer. Zijn handlangers zijn zo oliedom, dat hij nu het grove werk zelf moet doen. Als een zielepoot staat hij nu zelf verstopt in de struiken onze vrienden af te luisteren, terwijl zijn handlangers om hem heen verder aan het stuntelen zijn. Dit heeft bij de lezer tot gevolg dat deze het personage van de medogenloze aartsvijand van Suske en Wiske niet meer ernstig neemt en hem alleen nog als een sul ziet die steeds tracht onze vrienden te dwarsbomen. Op den duur werkt zoiets vermoeiend en men heeft als lezer de neiging het boek meteen weg te leggen.
Een kleine uitzondering is hierbij De Efteling-elfjes! Krimson heeft in dit bij de fans geliefde verhaal ook wel weer problemen met stuntelige handlangers, maar hij zelf wordt niet zo sukkelig gepresenteerd. Dit is te danken aan het feit dat de auteur Paul Geerts zich hierbij niet op een poppenfilm van Wies Andersen heeft georiënteerd.

Daarna werd het een lange tijd rustig rond Dr. Krimson. Het was maar ook een kwestie van tijd tot hij zou terugkeren. Nu was het alleen maar hopen dat Paul geleerd had uit de mistoestanden van de stripversies van de poppenfilms.
Midden jaren 80 was het dan zo ver. Paul Geerts liet Dr. Krimson terugkeren en hoe!
Het verdere relaas van de meesterschurk leest u bij de inleidende verklaring van De kwaaie kwieten. (in voorbereiding)

Kalmthout en haar heide is in dit verhaal voor een gedeelte de plaats van gebeuren. Sinds dit verhaal keert Kalmthout als locatie nog vaker terug, in o.a. de korte verhalen De rammelende rally en Het geheim van de Kalmthoutse Heide, De Belhamel-bende, in het begin van Volle maan en in het prachtige De formidabele fantast.

In dit verhaal komt voor het eerst de Teletransfor voor. Dit is een uitvinding van professor Barabas waarmee hij geschilderde figuren van een schilderij kan halen en tot leven brengen.
De teletransfor wordt later nog eens gebruikt in De Dulle Griet, De vinnige Viking en in het korte verhaal De macabere Macrâlles.

Sint Maarten door Antoon Van Dyck Maarten of Martinus (Latijns voor de aan de oorlogsgod Mars gewijde), zoon van een heidense Romeinse tribuun, werd in het jaar 316 n. Chr. in Sabaria (het huidige Hongarije) geboren in Pavia, de geboortestad van de vader, naar het Christelijk geloof opgevoed en met 10 jaar in de groep der Katechumenen -de doopsollicitanten- opgenomen. De 15-jarige Maarten volgde de wens van zijn vader en trad in dienst bij een ruiterafdeling van het Romeinse leger. Hij zei het Romeinse leger met 18 jaar echter weer vaarwel, want Christen zijn en militaire dienst lieten zich voor hem niet met elkaar combineren.
Maarten werd door Hilarius, de latere bisschop van Poitiers, gedoopt maar daarvoor gebeurde volgens de legende iets wat Maarten wereldberoemd maakte: Aan de stadpoort van Amiens zag de riddelijke Maarten een voor koude kleumende bedelaar. Hij pakte zijn zwaard, daarna zijn mantel, deelde het kledingstuk in twee helften en gaf een van de helften aan de bedelaar. Op diezelfde nacht verscheen Jezus Christus in zijn droom, gekleed in het mantelstuk. Hij, de zoon van God persoonlijk, was het die Maarten verkleed als bedelaar wilde testen.
Na zijn ontslag bij het Romeinse leger keerde Maarten terug naar Pannonië (de toenmalige Romeinse provincie in het huidige Hongarije). Hij wilde daar het Christelijke geloof verbreiden en doopte als eerste zijn moeder. Niet lang daarna waren er onenigheden over de manier hoe hij het eenvoudige volk het Christelijke geloof leerde want de plaatselijke priesters waren Arianisten.
Sint Maarten door Willy Vandersteen Maarten moest vertrekken en na een avontuurlijke reis met tussenstop in Milaan kwam hij op het kleine eilandje Gallinaria voor Albenga in de Golf van Genua terecht. Daar leefde hij als een kluizenaar, totdat bisschop Hilarius hem in het jaar 360 n. Chr. terugriep naar Poitiers. Maarten bouwde in het jaar 361 n. Chr. in Ligugé in de buurt van Poitiers een kluizenaarscel. Later zou uit deze kluizenaarscel het eerste klooster van Gallië ontstaan.
Ofschoon hijzelf niet wilde en ook de plaatselijke clerus het er niet mee eens was, werd Maarten in het jaar 371 n. Chr. door toedoen van het gewone volk bischop van Tours.
Door zijn eenvoud werd Maarten een bij het volk, en tot leedwezen van de clerus, een enorm geliefde bisschop.
Vele legendes werden rond zijn persoon gedicht en zouden er toe bijdragen dat deze man als een heilige vereerd werd.
Tijdens een reis in het jaar 397 n. Chr. stierf de enorm populaire bisschop onverwacht. Tijdens zijn bijzetting op 11 november (vandaar ook de viering van St. Maarten op die dag) stroomde een massa mensen naar de kerk om een laatste glimp van hem te kunnen zien.
Koning Clovis I (*466 - +511) der Franken verklaarde Maarten tot patroon der Frankenkoningen en hun volk. Door de uitbreiding van het Frankische Rijk naar het oosten van Europa verspreidde de cultus rond Maarten zich ook daar. Tot op heden uit zich dit nog in optochten op 11 november.

Samenvatting

Suske en Wiske zijn enthousiaste paardenliefhebbers en zo zijn ze aangemeld bij een manege in Kalmthout.
Op een dag willen ze gaan rijden op de Kalmthoutse Heide maar worden door de knecht gewaarschuwd er niet heen te rijden. Sinds korte tijd huist daar Het 'spookpaard' een spookpaard. De kinderen laten zich hierdoor niet van de wijs brengen en rijden op hun paarden de heide op. Als ze een weg willen oversteken, waar ze ook nog voorrang hebben, komt een auto op hen afgeraasd en stopt op het laatste moment. De chauffeur, een kleerkast van een man, stapt uit en krijgt van de man die achterin zit het bevel de kinderen af te ranselen. Volgens de man zijn ze te vaak op de heide en dat zou hinderlijk voor hem zijn. De kinderen weten echter aan de breedgebouwde chauffeur te ontsnappen.
Op de heide ontdekt Wiske plots een spoor van hoefbladen. Ze volgen het spoor en ontdekken het witte spookpaard tussen de dennen. Nieuwsgierig rijden ze achter het paard aan, maar krijgen het niet te pakken. Verbaasd vragen ze zich af waar het dier gebleven is. Wat Suske en Wiske niet weten is dat het dier de lucht in gegaan is en zodoende kon ontkomen.
Bij de manege vertellen ze hun wedervaren met het paard aan de eigenaar, maar die denkt, dat het dier ergens weggelopen is. Plots komt de hond van de manege-eigenaar met een brief tussen zijn kaken aangelopen. De kinderen kijken meteen waar de brief vandaan komt en zien nog net de wagen wegrijden waarvan ze het al eerder met de chauffeur aan de stok kregen.
Ze gaan weer terug naar de manege en de eigenaar laat hen de brief lezen. In de brief staat een dreiging. Mochten er nog eens ruiters van de manege op de heide gezien worden dan zal de eigenaar het bitter berouwen. Het schrijven is ondertekend door Dr. Krimson, de meestermisdadiger!

Sidonia en Lambik genieten ondertussen in een villa van de rust in Kalmthout. Goedgeluimd vertelt Lambik een mop. Plots komen de twee kinderen aangelopen en ze vragen Lambik of hij een zekere Krimson kent. Lambik krijgt bij het horen van de naam de stuipen en trekt meteen de oorlogssouvenirs van 14-18 aan om de villa te verdedigen. Hij verklaart dat Krimson een van de meest gezochte misdadigers is.
Een helicopter vliegt plots boven de villa en dropt er een lederen koker. De koker bevat een briefje gericht aan Suske en Wiske. De twee mogen met niemand over het spookpaard praten. Weer is het briefje ondertekend met Dr. Krimson!
Onze vrienden laten zich echter niet van de wijs brengen door deze dreigementen en gaan op onderzoek uit. Na een tijd komen ze er achter dat Krimson het vliegende paard wil gebruiken voor zijn smokkelhandel.

Professor Barabas is er tot grote verwondering van zijn vrienden ook bij betrokken. Hij heeft door middel van zijn nieuwste uitvinding, de Teletransfor, Het paard wordt terug op het schilderij geplaatst het paard van een schilderij van Van Dyck met als motief "Sint Maarten" naar het heden gebracht. Verkleed als Romein probeert Barabas het paard te lokken om zijn fout te herstellen.
De smokkelhandel van Krimson mislukt door toedoen van het vliegende witte paard. Onze vrienden willen het dier weer plaats laten nemen op het schilderij, maar het schrandere dier las in een boek over het Caribische eiland St. Maarten. Het dier vliegt er heen in de hoop daar zijn meester weer terug te vinden.
Onze vrienden vliegen er heen met de R V D 1, een nieuw soort van voortbewegingsvaartuig van professor Barabas. Men kan er mee rijden, vliegen en duiken. In het luchtruim boven het Caribische eiland merken ze dat ze gevolgd worden door een ander vliegtuig. Het is Krimson, die zich wil wreken op onze vrienden en het paard. Op het eiland trekt Krimson na enkele avonturen aan het kortste eind en stort spectaculair met zijn vliegtuig in de oceaan.
Het paard wordt naar huis gebracht en weer terug op het schilderij geplaatst.


Tekst: Alain Stienen

Aankondiging in 'De Standaard'