Suske en Wiske op het WWW
Suske en Wiske op het WWW
Suske en Wiske

De bonkige baarden


Vorige Index
Index
Volgende

Rode reeks no. 206 (1e druk: juni 1986)

De bonkige baarden Op maandag, 2 september 1985, las men in De Standaard de aankondiging van het nieuwste Suske en Wiske-verhaal, De bonkige baarden. De dag daarop, 3 september 1985, begon de voorpublicatie in diezelfde krant en die eindigde op 13 januari 1986.
De eerste druk als boekvorm met zegel lag in juni 1986 in de winkels te koop.

Het grote centrale thema in dit verhaal is de IJslandvaart. Met de term IJslandvaart bedoelt men het bevissen van de visgronden rond IJsland. De wateren rond IJsland (Meer informatie over IJsland zelf vindt u bij de samenvatting van De edele elfen) behoorden vroeger tot de rijkste op de wereld.
De IJslandvaart begon tegen het einde van de 19e eeuw in de tijd van de grote tweemasters. In die tijd betekende kwantiteit meer als kwaliteit. Men haalde op hoop van zegen soms tot aan de 6.000 kilo vis per dag aan boord!
Heden ten dage is zoiets helemaal niet meer denkbaar. De redenen hiervoor liggen voor de hand! Door overbevissing en de uitbreiding van een territoriale zone rond IJsland kwam er na 1975 een eind aan de IJslandvaart. Een 19tal geselecteerde Oostendse schippers mocht nog binnen de territoriale zone vissen, maar meer en meer verdwenen de Oostenders. Op het laatst bleef de O.129 Amandine en haar bemanning over, totdat ook zij in 1995 opgaf. Het tijdperk van de IJslandvaart was hiermee voorgoed voorbij!
Het vissen in de wateren rond IJsland was, vergeleken met het vissen in de Noordzee, knoeihard werk. De zee kan er woelig en onvoorspelbaar zijn. Vaak worden de wateren tussen Schotland en IJsland door stormen geteisterd. Tal van schepen zijn er tijdens de 20e eeuw met man en muis verloren gegaan. Vanaf 1945 verloren 49 vissers hun leven in de IJslandse wateren. 23 van hen werden door golven overboord gespoeld.
Een ononderbroken werkduur van 18 uur was geen uitzondering. De vis, vooral kabeljauw, moest schoongemaakt worden om daarna via het visluik op de planken vloer van het visruim terecht te komen. Hier was dan de stuurman verantwoordelijk voor het verstouwen van de tot 70 ton zware vangst, want hij moest rekening houden met de stabiliteit van het schip. Hoe meer ton vis, hoe meer geld!
Ook in de Arctische winter visten de IJslandvaarders bij lage temperaturen. Niet zelden werden hun schepen overdekt met "black frost". Dit zijn tonnen van ijs die zich op een schip vormen na een storm!
In het Visserijmuseum De vissers op de IJslandvaart waren graag gezien bij hun collega's en hadden zodoende een uitstekende reputatie.
Na een ca. drie weken durende tocht kwamen ze weer in Oostduinkerke aan en daar kreeg de bemanning drie dagen rust. Daarna begon de tocht weer opnieuw!

Leefde Oostduinkerke vroeger van de visvangst, tegenwoordig is het toerisme eerder een bron van inkomsten. Wel houdt men het verleden in eer door o.a. het Nationaal Visserijmuseum, dat hier in dit verhaal voorkomt. Het aanzien van het Nationaal Visserijmuseum is echter sinds het verschijnen van dit verhaal in 1986 wel veranderd.

Wie net zoals onze vrienden zijn vakantie eens een keer wil doorbrengen in het vakantiedorp Sunclub Groendijk kan dit nog steeds doen. Het vakantiedorp is bij uitstek geschikt om eens een week of twee te kunnen ontspannen.

In strook 133 kegelt Jerom een stel Kaarekollen in een grot en zegt: "K. Eulemans mag er eens achter komen!". Hiermee bedoelt hij de wereldbekende Belgische biljartkampioen Raymond Keulemans (*1937).

Een kaarekol is trouwens Vlaams voor een slak!

Nikki en haar ouders In dit verhaal treffen we ook oude bekenden, namelijk Nikki en haar ouders Neptunus en Soemarina. Eerder kwamen we ze al eens tegen in het avontuur met De IJzeren Schelvis. Kort daarna werd hun onderzees rijk door een aardverschuiving vernietigd. Tijdens hun zwerftocht naar een nieuw verblijf hebben ze kortstondig onderdak gevonden in het rijk Fantasia, want we zagen Nikki nog eens op het einde van De zingende zwammen samen met andere oude bekenden, zoals Sus Antigoon en de Zwarte Madam.
Nikki en haar ouders hebben toch weer naar een nieuw verblijf op de bodem van de oceaan gezocht, want een zeekoning zonder rijk is geen zeekoning.

Onze vrienden zijn in hun talloze avonturen al vaker in aanraking gekomen met zeemeerminnen en andere zee- en rivierbewoners.
De eerste ontmoeting (afgezien van het feit, dat Wiske in Op het eiland Amoras tijdens de tocht naar Amoras vanaf de Gyronef een emmer op een zeekoning (was dit al koning Neptunus? Of bestaan er ook andere zeekoningen?) gooide.) met een zeemeermin is met Nikki en haar ouders in De IJzeren Schelvis. Andere verhalen hierna met zulke wezens zijn o.a. Walli de Walvis, Het Delta-duel en Tazuur en Tazijn.
In De snikkende sirene is het tante Sidonia, die hoogstpersoonlijk als meermin een hoofdrol speelt.
Zelfs in de nevenseries, zoals Jerom (deel 95 - De sirenen) en De grappen van Lambik (deel 5) zien we zulke wezens.

Samenvatting

Tijdens hun vakantie in Oostduinkerke krijgt Lambik een vissersboot, de "Martha", voor niets van een zojuist gepensioneerde visser. Tot grote ergernis van Wiske gaan de drie mannen, Lambik, Jerom en Suske, zonder haar met het schip op grote vaart.
Na aanvankelijke problemen tussen de drie, Lambik heeft weer eens last van zijn leiderschapsallures, beginnen ze te genieten van de vaart.
De gevangen vis speelt op de fluit Plots ziet Suske een school vissen. Meteen worden de lijnen uitgegooid. Lambik heeft meteen geluk en na enige tegenstribbelingen wordt de vis aan boord gehaald en landt meteen in het luik. Tot hun grote verbazing komt er plots blokfluitmuziek uit het luik. Het is de door Lambik gevangen vis die op een blokfluit het lied van de IJslandvaarders speelt, "Al die willen te Kaap'ren varen".
Suske vraagt de blokfluit van de vis, maar ook hij kan er alleen het wijsje van het IJslandvaarderslied op spelen. Lambik probeert het nu, maar ook hij krijgt het niet voor elkaar iets ander op de fluit te spelen.

Jerom roept hen nu aan dek, want ze komen in dichte mist terecht en hij heeft nu hun hulp nodig.
Onverwacht doemt uit de dichte mist een grote tweemaster op en die scheurt de "Martha"uit elkaaralsof de vissersboot niets is. Jerom pikt zijn twee vrienden op en zwemt naar de tweemaster, genaamd "Melanie". Ze klauteren aan boord en horen gekreun aan de achterkant van het schip. Ze vinden er een zeebonk met baard die plots Lambik met een mes wil bewerken omdat hij volgens de man iets gestolen heeft. Maar voordat de zeebonk kan toesteken valt hij flauw. De drie besluiten met de tweemaster naar Oostduinkerke te varen. Ondertussen vindt Suske het logboek van de "Melanie" , waarin op 26 september 1885 voor het laatst iets in vastgelegd is.
Met dit raadsel komen ze later terug naar huis.

Thuis begint de zeebonk weer te tieren, maar nadat hij tot rust gekomen is begint hij over zijn leven te vertellen. Zijn naam is Korneel en hij was samen met Jan, Pier en Tjores IJslandvaarder. Hun vrouwen waren het echter beu alleen te blijven met hun kroost en armoe te lijden en zo besloten de vrouwen mee naar IJsland te varen om daar een nieuw bestaan op te bouwen.
Ze vonden een eiland voor de kust van IJsland en alles ging goed tot Korneel op een dag er alleen met de "Melanie" op uitging om te vissen. Een vreselijke storm kwam op en trok in de richting van het eiland. Korneel wendde de steven en zag voor zijn ogen hoe de storm in een enorme draaikolk het eiland met haar bewoners naar de bodem van de oceaan sleurde.
Vol verdriet dobberde hij dagenlang rond op de plek van gebeuren en het enige wat aan de oppervlakte kwam drijven was een houten kistje met een fluit. Door er op te spelen werd Korneel niet ouder en was hij gedoemd om naar zijn familie te zoeken.
Korte tijd geleden verloor hij de fluit en voelde zijn krachten afnemen, maar plots hoorde hij de fluit weer en trof zodoende onze vrienden.

Onze vrienden besluiten hem te helpen en nemen contact op met professor Barabas. De professor stelt hun zijn nieuwe bathyscaaf, de "IJslandsuite" ter beschikking. Niet lang daarna vertrekt de "Melanie" met de bathyscaaf op haar dek richting IJsland.

De Melanie op zee
De vaart verloopt goed totdat Suske plots per ongeluk Schanulleke met een pijl doorboort en het poppetje daardoor overboord gaat. Jerom gaat meteen de diepte in en ontdekt er een aantal reusachtige zeeslakken. Een van hen heeft Schanulleke. Jerom pakt het poppetje, vindt de slakkken wel mysterieus, maar keert terug naar de "Melanie". Daar wordt het poppetje opgekalefaterd, zodat Wiske weer rustig is.
De vaart gaat meteen verder, maar de "Melanie" botst tegen een ijsschots en raakt lek. Om het schip te redden gooit Jerom de loodzware bathyscaaf van boord.
De gehavende "Melanie"gaat bij een eiland voor anker en onze vrienden en Korneel duiken met de bathyscaaf de donkere diepten in om het verloren eiland te vinden.

Enkele uren later ziet tante Sidonia een vreemd wezen. Al snel blijkt het dat het de zeeslakken zijn die Jerom al bij de redding van Schanulleke ontdekt Jerom en de kaarekollen had. Een leger zeeslakken dromt nu op, gewapend met zeeëgels, en wil de bathyscaaf aanvallen. Gekleed in een duikerspak ruimt Jerom het leger op door het in een grot op te sluiten.
Niet lang daarna vinden onze vrienden het verloren eiland. Korneel sluit eindelijk zijn geliefde familie in zijn armen en ziet zijn oude vrienden weer. Al snel blijkt dat het verloren eiland beschermd wordt door een zichzelf regenererende luchtbel. Onze vrienden hadden al eens zoiets gezien tijdens hun avontuur met de IJzeren Schelvis.
De luchtbel wordt bedreigd door de agressieve zeeslakken, de kaarekollen. Vroeger waren zij onderdanen van Neptunus, maar ze kwamen in opstand en willen de leiding van de wereldzeeën overnemen. Neptunus, die hen hierbij in de weg stond, hebben zij opgesloten.
Plots starten de Kaarekollen een aanval en met schepnetten slaan ze grote bressen in de luchtbel. Langzaam begint de luchtbel te krimpen. Tot overmaat van ramp wordt Roselinde, het dochtertje van Korneel, door een zeeëgel getroffen. Het gif is dodelijk en Roselinde zal sterven tenzij onze vrienden een tegenmiddel vinden.
Door het jaloerse gedrag van Lambik valt ook Jerom per ongeluk in een hoop zeeëgels. Wiske heeft ondertussen haar duikerspak aangetrokken om een medicijn te gaan bemachtigen in het kasteel van Neptunus. Ze dringt het kasteel binnen en wordt, ondanks haar vermomming, gepakt. Ze wordt naar het gevang gebracht, waar zij ontdekt, dat de gevangen genomen koning Neptunus niemand anders is als de vader van Nikki, hun vriendinnetje uit het avontuur met de IJzeren Schelvis.
Neptunus zit in de kerker samen met Nikki en Soemarina, zijn vrouw. Zij leggen uit, dat na de verhuizing van de Griekse naar de IJslandse wateren de kaarekollen aan het muiten geslagen waren.

Plots vliegt de gevangenisdeur open en een kaarekol beveelt Wiske, Neptunus en zijn familie naar de Kaarekoning te komen. Die wil de machtsoverdracht van Neptunus. Halsstarrig weigert Neptunus, maar de Kaarekoning kent geen genade en wil Nikki door een beul laten onthoofden. Net op het moment dat de beul wil toeslaan grijpen Lambik, Suske en Sidonia in en na een hevige strijd winnen onze vrienden.
Iedereen wordt genezen en Neptunus neemt de macht weer over.
Korneel en IJslandvaarders willen echter weer terug naar de oppervlakte en na hard zwoegen hebben ze weer een bestaan opgebouwd op het eiland voor de kust van IJsland, waar de "Melanie" geankerd is.
Tevreden keren onze vrienden weer huiswaarts en genieten nog van de rest van hun vakantie in Oostduinkerke.


Tekst: Alain Stienen

Aankondiging