De kleurenkladder
Index |
Rode reeks no. 223 (1e druk: februari 1990)
De kleurenkladder begon als voorpublikatie in het Belgische televisietijdschrift De TV Ekspres vanaf 09.01.1989 tot en met 22.01.1990. Het album kwam in februari 1990 uit.
Het jaar 1990 stond helemaal in het teken van de kunstenaar Vincent van Gogh. In dat jaar waren overal diverse exposities in verschillende musea op de wereld te bewonderen. Op de televisie kon men destijds documentaties zien over de schilder en een iets oudere film (Lust for life, met een uitstekende Kirk Douglas in de hoofdrol) kwam weer terug in de bioscopen. De van Gogh-rage ging zover dat een Japanse zakenman ettelijke miljoenen dollars betaalde om een authentieke van Gogh het zijne te kunnen noemen.
Om van Goghs revolutionaire schilderwijze te kunnen begrijpen moet men weten wat er vóór van Gogh is gebeurd op het gebied van de schilderkunst en hoe alles hier toe leidde.
Na de succesvolle Franse revolutie (1889 ) en de diverse mislukte revoluties elders in Europa begin tot midden 19e eeuw begon zich een middenstand te vormen die financieel zelfs de adel begon te overtroeven. Deze nieuwe middenstand had net zo als voorheen de adel een boontje voor de mooie kunst. Kunst werd zodoende voor meer mensen openbaar. De rijkdom van deze middenstand was te zoeken in de opkomst van de stoommachine. De fotografie liet in deze periode ook het levenslicht zien.
Een nieuwe richting in de schilderkunst was zodoende het gevolg : het impressionisme!
Deze impressionisten vonden in tegenstelling tot de vroegere schilders en kunstenaars het arrangeren van een beeldcompositie en de exacte weergave hiervan niet meer belangrijk, veel meer ging het hen om het vasthouden van een moment in kleur en vorm. Papavervelden, danseresjes en binnenkomende stoomtreinen waren o.a. geliefde motieven voor de impressionisten. De belangrijkste vertegenwoordigers van deze kunstrichting waren: Claude Monet (*14.11.1840 - + 05.12.1926), Alfred Sisley (*30.10.1839 - +29.01.1899), Edgar Degas (*19.07.1834 - +26.09.1917), Pierre Auguste Renoir (*25.02.1841 - +03.12.1919) en Camille Pisarro (*10.07.1830 - +13.11.1903 en een vriend trouwens van Vincent van Gogh).
De studenten die hun studie in het voorjaar van 1886 begonnen in het het Atelier Common waren vrijuit van mening dat het impressionisme het eindpunt van de schilderkunst was. Hierin zouden deze studenten zich vergissen want uit het impressionisme ontwikkelde zich het expressionisme en een zijtak van het impressionisme, het pointillisme.
De studenten, die deze mening hadden waren o.a. Henri de Toulouse-Lautrec, John Russel, Emile Bernard en... Vincent van Gogh.
Waar Georges Seurat met een iets andere schildertechniek, het pointillisme, dezelfde weg opgaat als de impressionisten, lopen de expressionisten een andere weg op. Zij willen meer als alleen maar een moment in kleur en vorm weergeven! Zij willen tevens hun emoties die bij het schilderen ontstaan kwijt.
Terwijl de impressionisten nog in harmonie waren met hun omgeving en de tijd waarin ze leefden voelden de expressionisten zich eenzaam en verlaten en door de vooruitgang door de techniek overrompeld.
Zij zochten de eenvoud en zagen dat de zogenaamde vooruitgang ten koste ging van de natuur en de daarmee gepaarde eenvoud.
In de schilderkunst werd de stroming van het expressionisme vertegenwoordigd door Vincent van Gogh (*30.03.1853 - +29.07.1890), Paul Gauguin (*07.06.1848 - +08.05.1903), Henri de Toulouse-Lautrec (*24.11.1864 - +09.09.1901), Henri Rousseau (*21.05.1844 - +02.09.1910) en veel later ook nog Edvard Munch (*12.12.1863 - +23.01.1944)
In de literatuur wordt deze stroming vertegenwoordigd door de Oostenrijker Franz Kafka (*03.07.1883 - +03.06.1924).
Het tragische aan de drie eerstgenoemden is dat ze eerst na hun dood wereldberoemd werden. Tijdens hun leven bezaten ze veelal niet meer als hun leven en hun Godgegeven talent. Vincent van Gogh leed aan epilepsie, Paul Gauguin had een hekel aan de Westerse samenleving en Henri de Toulouse-Lautrec had voortdurend te kampen met zijn dwergengestalte. Ze raakten verbitterd en dronken te veel absint.
Absint was een drank die in het Parijs tegen het einde van de 19e eeuw enorm geliefd was vanwege de hallucinerende werking. Je werd er niet alleen dronken van maar je begon ook dingen te zien die er niet waren. Om die redenen werd deze drank in de 20e eeuw verboden maar is heden ten dagen in sterk afgezwakte vorm weer te krijgen.
Dat deze drank voor een man met epilepsie niet goed was kan men zich indenken.
Als men de taferelen in het café Le Tambourin in de stroken 56 tot 60 bekijkt vallen buiten Lambik en Agostina Segatori, de kroegbazin, twee niet nader genoemde personen op: een grote man met zwart kort haar en een sikje en een dwergachtig mannetje met hoed, brilletje en stok. Dit zijn Paul Gauguin en Henri de Toulouse-Lautrec, Vincents vrienden.
Vincent Willem van Gogh werd geboren op 30 maart 1853 in Groot-Zundert te Brabant. Zijn vader was een protestantse dominee. De kleine Vincent voelde zich aangetrokken tot dit beroep maar werkte tot zijn 23e jaar bij een kunsthandel, genaamd Goupil, net zoals zijn broer Theo. Met zijn broer Theo zou hij zijn hele leven lang een vriendschappelijke verbondenheid voeren. Talloze brieven getuigen hiervan.
Vincent moest voor deze kunsthandel vaak naar Parijs of Londen en kreeg er zodoende een hekel aan en in 1876 nam hij afscheid. Hierna verdiepte hij zich in theologie, maar faalde.
Hij reisde hierna naar de Borinage, een mijnstreek in België en werd er hulppredikant. In die tijd maakte hij zijn eerste schetsen en kwam tot besluit zijn leven aan de kunst te wijden.
In het voorjaar van 1886 ging hij naar Parijs en trok bij zijn broer in. Daar leerde hij de impressionisten kennen. Hoewel niet eens met hun levensopvatting, waren de impressionisten een revelatie voor Vincent. Het gebruik van kleur en licht was iets nieuws en Vincent hapte gretig toe.
In deze tijd kwam Vincent ook met andere kunstenaars persoonlijk in aanraking, zoals Henri de Toulouse-Lautrec, Edgar Degas en Alfred Sisley. In Camille Pisarro en Paul Gauguin vond hij vrienden. Het was ook in deze tijd dat hij een verhouding had met de kroegbazin Agostina Segatori.
In het voorjaar van 1888 hield Vincent Parijs voor gezien. Het leven in Parijs en het samenwonen met Theo, zijn broer, hadden tot grote spanningen geleid. Hij ging naar Arles om een kunstenaarskolonie te stichten en nodigde hiervoor zijn vriend Paul Gauguin uit. Tegen het einde van 1888 hadden de twee een fikse ruzie, waarop Vincent Paul Gauguin met een mes te lijf gaan wilde. Gauguin kon zich redden en Vincent sneed zich hierop een oor af. Deze razernij was een gevolg van een voorafgaande epileptische aanval, absint en de ruzie met Gauguin.
Toch kwamen in deze tijd enkele opzienbarende werken van Vincent onder invloed van Gauguin tot stand, zoals "zonnebloemen". Het schilderen van doeken in grote kleurvakken was tot dan toe onbekend en het vasthouden van emoties in kleuren ook.
Na de razernij liet hij zich in april 1889 vrijwillig opnemen een psychiatrische inrichting in St.-Remy.
In mei 1890 kon hij de inrichting verlaten, maar moest zich in Auvers-sur-Oise onder observatie stellen van dokter Gachet. Het mocht niet baten, want Vincent werd zo zwaarmoedig dat hij geen andere uitweg meer zag dan zelfmoord. Op 29 juli 1890 stierf één van de grootste moderne schilders.
Opvallend in de kleurenkladder is niet alleen hoe goed Paul Geerts zich gedocumenteerd heeft over Vincent van Gogh en de Parijse samenleving destijds, maar ook hoe een zielig wit hondje ten tonele verschijnt in de stroken 64 en 65. Lambik is zojuist door zijn geliefde Segatori hardhandig uit de kroeg gegooid en zit nu zielig en terneergeslagen in de stromende regen op de drempel van een deuropening. Dan komt plots dat witte zielige hondje voorbij en staat even stil bij de terneergelagen Lambik. Lambik ziet het hondje en zegt dan: "Je hebt ook een hondeleven, hè jongen! ... Hee! Ik ken jou!" om vervolgens verder te gaan met: "Jij bent ook op de dool, hè? Baasje overleden en nu ben je zo'n beetje aan je lot overgelaten, hè!". Waarop het witte hondje treurig weer wegloopt.
Op zich heeft dit met het hele verhaal niks te maken, maar waarom heeft Paul Geerts het ertussen gevoegd?
Het treurige witte hondje is duidelijk te herkennen als Bobbie, de onafscheidelijke metgezel van Kuifje. Zoals we weten is Kuifje een creatie van George Remi, alias Hergé. Hergé geldt in de Europese stripgeschiedenis als de vader van de Europese strip. Hij was het die met zijn combinatie van duidelijk herkenbare tekeningen (de zogenaamde ligne claire) èn goed uitgekiende scenario's een enorme invloed had en nog steeds heeft op de Europese stripwereld na de Tweede Wereldoorlog.
Hergé overleed in 1983 en bij het verschijnen van dit verhaal als album leefde Willy Vandersteen nog (Hergé zei ooit eens over Willy Vandersteen dat hij de Breughel van het beeldverhaal was. Willy was over die opmerking van Hergé ontzettend trots.), al was hij zwaar aangeslagen door ziekte. Willy Vandersteen overleed op 28 augustus 1990.
Wilde Paul Geerts met het optreden van Bobbie, het witte hondje, ons voorbereiden op het droeve feit, dat een groot kunstenaar, zo iemand als Hergé, in de komende tijd van ons zou heengaan?
Samenvatting
Wiske ontdekt tijdens een bezoek van Lambik een liefdesbrief, die uit zijn jaszak valt. Ze wil het fijne ervan weten en vraagt onverbloemd aan Lambik, of hij niet aan het trouwen denkt. Lambik krijgt het plots ontzettend benauwd en verdwijnt. De kinderen vinden dit gedrag vreemd en gaan hem achterna en ontdekken, dat hij smoorverliefd is. Maar de vraag is nu... op wie?In de tussentijd komt professor Barabas naar huis van een congres en ontdekt in zijn tuinhuisje een soort van altaar met als middelpunt een reproduktie van een portret van Vincent van Gogh, tevens ontdekt hij dat er iemand in zijn huis heeft ingebroken en met de teletijdmachine heeft geknoeid. De machine heeft als bestemming het Parijs van 1887.
Barabas belt nu onze vrienden op omdat hij vermoedt dat iemand van hen het geweest is. Als Sidonia en de kinderen zijn aangekomen zien zij van wie het portret is: Agostina Segatori, gewezen vriendin van Vincent van Gogh. Nu is het duidelijk dat Lambik het is die dit altaar heeft opgebouwd om zo zijn liefde voor Agostina Segatori te uiten en hij is het ook die ingebroken heeft en zich naar het Parijs van 1887 heeft laten flitsen. Sidonia raakt overstuur want een concurrente duldt ze niet. Ze rent naar het laboratorium en glijdt daar uit en heeft meteen haar voet verstuikt. De twee kinderen gaan nu naar het verleden om Lambik te stoppen.
Lambik, aangekomen in het Parijs van 1887, maakt er meteen werk van en zoekt naar het café Le Tambourin, waar Agostina Segatori de bazin van is.
Hij uit aan Agostina zijn liefde voor haar maar zij ziet eerder iets in mannen als Edgar Degas, Camille Corot en Vincent van Gogh. Mannen die schilders zijn zijn voor haar echte mannen. Lambik, blind door verliefdheid, wil nu ook schilder worden en de juist binnen wandelende Vincent van Gogh is bereid hem op te nemen.
In Vincents atelier gaat Lambik meteen aan de slag maar zet daar de boel op stelten zodat Vincent uit louter leed weggaat. Lambik maakt zijn schilderij en presenteert het vol trots aan Agostina. Ze vindt het schilderij echter afschuwelijk en verklaart Lambik dat ze zijn liefde niet wil. Lambik, hierdoor vals, begint herrie te schoppen en wordt daarna door o.a. Paul Gauguin uit de kroeg gegooid. Lambik loopt nu treurend door de verlaten, regennatte straten van Parijs. Door toeval ziet Vincent hem en tracht hem op te beuren. Suske en Wiske vinden het stel en Lambik stelt de kinderen voor aan de toen nog volkomen onbekende schilder. Zij nemen afscheid van Vincent van Gogh en laten zich weer terugflitsen naar het heden.
De teletijdmachine is echter door het geknoei van Lambik ontregeld en onze vrienden landen los door het dak op de zolder van de antiquair Brocantor. Deze kijkt na waar het gestommel vandaan komt en vindt er onze bewusteloze vrienden, maar ook enkele originele schetsen van van Gogh, die tussen Lambiks schetsen zaten.
Brocantor rekent meteen al in miljoenen en brengt onder valse voorwenselen onze vrienden naar professor Barabas. Tijdens de rit vraagt hij terloops Lambik uit en krijgt te horen dat ze via een tijdmachine in het Parijs van 1887 terecht zijn gekomen. Brocantor biedt Barabas grof geld aan om met zijn teletijdmachine te kunnen reizen om Vincent van Gogh te beroven. Barabas weigert woedend.
Brocantor laat darop 's avonds de kinderen door een stel bandieten ontvoeren om druk op Barabas uit te kunnen oefenen. Lambik, die dit meekrijgt, gaat op onderzoek maar raakt zelf in gevangenschap van die bandieten. Nu kan Barabas niet meer weigeren en flitst Brocantor met twee boeven naar het verleden.
De nog steeds geblesseerde Sidonia duurt alles te lang en ruikt onraad. Bij Barabas aangekomen ziet ze dat de professor in bedwang wordt gehouden door een achtergebleven helper van Brocantor. Sidonia weet deze te overmeesteren en laat zich tevens door Barabas naar het verleden flitsen.
Hier weet zij, volkomen in woede, de bandieten uit te schakelen. Ze wil haar concurrente, Agostina, ook te lijf, maar de professor steekt hier een stokje voor en flitst haar samen met de boeven terug. Barabas wil de politie inlichten,maar ontdekt, dar de telefoonleiding doorgesneden is. De bandiet die door Sidonia verschalkt werd is weer bij zijn positieven gekomen en bedreigt nu Sidonia en Barabas met zijn pistool.
De bandieten vluchten in een bestelwagen van Brocantor maar botsen in de stad met de wagen tegen Jerom, die net terugkwam van vakantie.
De politie rekent de bandieten in en Jerom bevrijdt de kinderen en Lambik uit de handen van de resterende boeven.
Samenvatting: Alain Stienen
Lezers-recensiesWat vinden de lezers van dit verhaal?Bekijk de Lezers-recensies voor dit verhaal. Schrijf zelf een recensie. |