Suske en Wiske op het WWW
Suske en Wiske op het WWW
Suske en Wiske

De Ringelingschat


Vorige Index
Index
Volgende

Rode reeks no. 137 (1e druk: 1972)
Voor het eerst in album verschenen in 1951

De Ringelingschat De Ringelingschat verscheen in De Standaard vanaf 3 februari 1951 en 12 juni 1951. Er werden, zoals in die tijd gebruikelijk om het verhaal te promoten, vooraf aankondigingen geplaatst. Een aankondigsplaat met een kleine tekstblok verscheen eerder op 1 februari 1951 en de eigenlijke aankondiging op 2 februari 1951. Het album volgde in de loop van 1951.
Al tijdens de Nederlandse tweekleuren-uitgave in 1962 waren voor het overgrote gedeelte de figuren in de tekeningen hertekend, omdat ze als te ouderwets gezien werden. Ook verdween in het taalgebruik van het album het prachtige mengelmoesje uit Vlaams en Duits, wat Lambik in het verhaal op een meesterlijke manier hanteert.
De Standaard uitgeverij heeft het verhaal in haar oorspronkelijke staat voor het eerst in album uitgegeven in de Klassiek - uitgaven van de jaren 90. Daarvoor was het verhaal alleen in originele staat te lezen in een speciale uitgave van 't Vlaams Stripcentrum. Dit album werd in 1991 in een gelimiteerde oplage uitgegeven ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van het centrum.

Waar is het uitgangspunt van dit verhaal te zoeken? Duidelijk is dat Das Nibelungenlied, een middeleeuws Duitse epos, model heeft gestaan. Als men het epos over helden, wraak, verraad en trouw zijn tot de dood leest, zijn er verschillen te ontdekken. Willy pakt de dragende elementen van het verhaal en maakt ze zich eigen. Toch verliest hij hier niet de rode draad en volgt los het epos. De Ringelingschat heeft de elementen van het Nibelungenlied, maar is duidelijk een Vandersteenverhaal. Een ander magistraal voorbeeld hoe Willy zich een klassieker uit de wereldliteratuur zich eigen kon maken zonder het te kopiëren, is Het mini-mierennest. Het voorbeeld voor dit verhaal is de Jules Verne-klassieker "L'île mystérieuse" oftewel Het geheimzinnige eiland.

Heeft Willy Vandersteen gelezen en is hij toen begonnen met de Ringelingschat? Volgens een artikel uit De Tuf-tuf club nr. 7, een tijdschrift over het werk van Willy Vandersteen, uitgegeven door 't Vlaams stripcentrum, is Willy te leen gegaan bij twee expressionistische films van de Oostenrijkse regisseur Fritz Lang. Deze man bracht in 1924 en 1925 de stomme films Siegfrieds Tod en Kriemhilds Rache uit. Als je de prentjes ziet uit die films en je vergelijkt deze met de tekeningen uit het verhaal van Willy zijn er inderdaad opvallende overeenkomsten te zien. Verder gaat de auteur van het bericht er van uit dat Willy over een fotoboek beschikt moet hebben met foto´s uit die films, zodat hij zich onbeperkt kon documenteren.
Wie is die Fritz Lang? Geboren werd hij in Wenen in Oostenrijk op 5.12.1890. Gestorven is hij in Beverly Hills in de Verenigde Staten op 02.08.1976.
Affiche van Siegfrieds Tod Lang stond er tijdens de periode van de stomme film, begin van de 20e eeuw, om bekend dat hij van zijn acteurs verlangde, dat ze hun emoties expressief tot uiting moesten brengen. De reden hiervoor is dat de bezoeker van de film zich beter kon voorstellen waar het in de handeling om gaat. Bij stomme films werden soms ook tekstpassages tussengevoegd om de handeling te verklaren en dat wilde Lang vermijden om zijn films vloeiend te houden.
Zijn meesterwerken komen eigenlijk alle uit de tijd van de stomme film, waaronder Siegfrieds Tod (1924), Kriemhilds Rache (1925), Dr. Mabuse, der Spieler (1922) , Das Testament des Dr. Mabuse (1933) en natuurlijk Metropolis (1925/1926).
Hij was niet alleen bij cineasten uit die tijd geliefd, maar ook bij de Nazi´s (!). Die vonden vooral het heldenepos rond Siegfried en Hagen von Burgund fantastisch! Joseph Goebbels, de rijkspropagandaminister, verklaarde het tweedelige filmepos als zijn lievelingen. Door deze verering ontging Lang de censuur die andere filmmakers opgelegd kregen in het Duitsland van die tijd. De enige film waar Goebbels niet zo gelukkig mee was, was Das Testament des Dr. Mabuse. Velen zagen er een allegorie in, een verwijzing, hoe Hitler en zijn Nazi's de macht gegrepen hebben op een scrupuloze manier.
Lang emigreerde 1933 naar de VS en ging verder met filmen, vooral westerns. Deze waren ook wel succesrijk, maar de molens in Hollywood draaiden anders als in Berlijn en München. Hier werd hij gemeten aan het commerciële en niet aan het artistieke succes. Zo begon zijn ster langzaam maar zeker in achting te dalen.
Na de Tweede Wereldoorlog in 1956 keerde hij terug naar Duitsland en begon er lustig filmen te draaien, zoals Der Tiger von Eshnapur. Bediende hij zich vroeger van dubbelzinnige handelingen om het publiek te boeien, waren deze nieuwe filmen alleen bedoeld als puur escapisme, zonder dat het publiek er veel bij moest denken. Deze films waren niet bepaald krakers. Eerst met zijn laatst film, Die 1000 Augen des Dr. Mabuse, weer een allegorie op de nazidictatuur keerde hij in zijn oude vorm terug.
Van zijn Siegfrieds Tod en Kriemhilds Rache werden midden jaren 60 re-makes gemaakt door de Duitse regisseur Harald Reinl met precies dezelfde titels en met Karin Dor en Mario Girotti, beter bekend als Terence Hill, in de hoofdrollen. Ofschoon ze, niet alleen in Duitsland, overal een succes waren, haalden deze niet de kwaliteit van die van Fritz Lang.

Te vermelden is niet alleen het Nibelungenlied, maar ook dat Willy in dit verhaal op een meesterlijke wijze de draak steekt met de belastingdruk.

Samenvatting

Lambik werkt als loodgieter en repareert bij een rijke oude dame het toilet. De dame kan niet contant betalen en vergoedt Lambiks onkosten met een drinkhoorn uit puur zilver. Lambik verzilvert de hoorn bij een antiquair en wordt voor de ingang van de antiquair omver gelopen, door een oudere man, die op zoek is naar Lambik zelf en de weg vraagt. Verstrooid toont Lambik hem de weg naar zijn eigen huis. Via een kortere weg komt Lambik nog voor de man thuis aan en doet deur voor hem open. De man is professor Fritz von Strohhalm en hij heeft in de ruïnes van Xanten aan de Rijn een oude drinkhoorn opgegraven. Een doezelige arbeider verkocht de hoorn aan de oude dame en nu is hij er naar op zoek en kwam zodoende bij Lambik terecht. Lambik vertelt nu dat hij de hoorn verkocht heeft aan een antiquair. Doodongelukkig gaat de professor weg. Na zijn vertrek komt Sidonia komt binnen. Zij heeft de hoorn per toeval weer gekocht. De professor keert weer terug, maar Sidonia weigert de hoorn aan hem te verkopen. In die nacht krijgen onze vrienden bezoek van een geheimzinnige gestalte, die de hoorn wil stelen. De geheimzinnigaard wordt gepakt en blijkt de antiquair te zijn, die de hoorn voor het drievoudige aan de professor wil verkopen. Lambik kegelt hem het huis uit.
In die nacht begint de hoorn te zoemen. Het huis staat in rep en roer. Dan staat ook weer de professor aan de deur en geeft uitleg. Volgens hem is de drinkhoorn een soort portaal. Als je Rijnwater drinkt uit de hoorn kun je ermee naar het verleden reizen. De professor wil nog verder uitleggen, maar de politie komt hem oppakken. Naar het schijnt is de professor een gek.

Om de theorie van de professor te bewijzen reizen Lambik, Sidonia en de kinderen naar Xanten. Door een ongelukkig toeval worden ze alle vier in een kelder van de ruïne ingesloten. Om een beetje hun buik te vullen beginnen ze Rijnwater uit de hoorn te drinken waardoor ze werkelijk in de Middeleeuwen in Xanten rond 1100 belanden.
In de stad aangekomen, kleden ze zich naar de tijd en overmand door slaap gaan ze onder een afdak liggen. Lambik, die in een mand slaapt, komt in de Rijn terecht en drijft rivierafwaarts aan een stel soldaten voorbij. Die herkennen in Lambik een legendarische drakendoder.
Lambik noemt zich om de schijn te bewaren nu Bikfried. Hij laat zijn vrienden halen. Om zijn identiteit te bewijzen moet Lambik een strijd aangaan met Bobard, het uiterst vurige witte paard met zes (!) benen. Lambik wint het, d.m.v. een suikerklontje.

Nadat Lambik zich nu in de stad gevestigd heeft komen onze vrienden een zamenzwering op het spoor. De burgers van de stad betalen hun belastingen met gouden munten, elke week een emmer vol. Het wordt op een wagen geladen en Hagen Kart-Offel, de koning, brengt het hoogstpersoonlijk naar het moeras. Ooit zal het moeras dan droog zijn en dan worden de vruchten ervan geplukt. De schat verdwijnt door een bende van kleine dwergen. De dwergen brengen de schat naar To-Tal-Krieg, een draak van enorme afmetingen.
Lambik gaat in het woud op onderzoek uit en treft er een onzichtbare persoon. Hij volgt deze persoon tot in een grot en vindt er een deel van de schat. Lambik wordt aangevallen door deze onzichtbare persoon en weet hem te overwinnen. Het is Fafnir, de koning van de dwergen. Die veraadt hem dat de schat door de draak verslonden zal worden. De dwerg springt op en werpt zich in de rivier om te sterven. Mispel, de smid van de stad en tevens de broer van Fafnir verspert Lambik de weg. Lambik wint en wil Mispel dwingen de waarheid te vertellen. Plots wordt deze door een pijl in zijn rug getroffen. De schutter verdwijnt in de nevelen.

Lambik wordt onkwetsbaar Met zijn allerlaatste kracht smeedt Mispel voor Lambik een onvernietigbaar zwaard, Balming. In de tussentijd verraadt Bobard, het zesbenige paard, Lambik aan de geheimzinnige schutter. Deze sluit met een sneeuwlawine het hol van de smid. Lambik is nu gevangen. Onze vrienden zitten ook niet stil en na enige hachelijke avonturen bevrijden ze Lambik.
Ondertussen is To-Tal-Krieg begonnen met het verslinden van de schat. De bedoeling hiervan is dat hij een bres slaat met zijn enorm hoofd in de grensrotsen tussen de beide koninkrijken.
Lambik verslaat de draak om daarna in het bloed van het dier te baden. Hij wordt nu onkwetsbaar, buiten een klein plekje op zijn rug. Daar was tijdens het bad een blaadje op gedwarreld.
Koning Kart-Offel, die nu meent dat zijn rijk door het buurland bedreigd wordt, rukt met zijn leger van Ringelingers op naar de Bres. Als de Ringelingers door de bres gaan met het leger betekent dat oorlog. Lambik hakt het leger van Kart-Offel in de pan. Die vluchten nu naar het kasteel. In het kasteel aangekomen wordt de samenzwering opgedoekt. Het is niemand anders als de koning zelf, aangestookt door zijn vrouw Brunhilde.
Lambik wordt door de koning met een speer in zijn rug verwond maar het lappenpopje van Wiske redt Lambik.
Vadertje Tijd vindt het nu wel welles en brengt onze vrienden weer naar het heden.


Tekst: Alain Stienen
Meer achtergronden bij dit verhaal zijn ook te lezen in een artikel van Tuur Demeester. Hij schreef een column, getiteld De Ringelingschat als kritiek op de belastingsstaat, over de vrijheidslievende kant van Vandersteen. die naar voren komt in dit album.

Aankondiging in 'De Standaard'