De adellijke ark
Index |
Rode reeks no. 177 (1e druk: maart 1980)
Na het einde van de voorpublicatie van De pompenplanters op vrijdag in De Standaard, 22 juni 1979, startte men op zaterdag 23 juni 1979 meteen door met een nieuw verhaal. Op die dag was de aankondiging te lezen van De adellijke ark. De voorpublicatie eindigde op vrijdag 2 november 1979.
Het verhaal zelf als eerste druk in boekvorm verscheen in maart 1980.
Het mag duidelijk zijn dat Paul Geerts, de auteur van dit verhaal, de Zondvloed als leidraad genomen heeft voor dit Suske en Wiske-verhaal.
De Zondvloed zelf is als verhaal zo oud als de mensheid zelf. Niet alleen in Het Oude Testament komt het voor, maar ook in andere verhalen van oude culturen, zoals die van de Maya's van het oude Mexico en die van de oude Chinezen.
De verklaring voor deze verbazingwekkende overeenstemming zien de moderne wetenschappers in het feit dat de mensheid ca. 10.000 jaar geleden, kort voor de laatste ijstijd natuurlijk niet zo groot was als nu.
Deze mensheid van vroeger was het schrijven nog niet machtig en het smelten van de ijstijdgletsjers, gepaard met de nodige overstromingen, werd in mondelinge vorm van generatie tot generatie verder gereikt. Zo werd hier en daar natuurlijk het een en ander aangedikt, toegevoegd of weggelaten en zo ontstond dan wereldwijd het zondvloedverhaal.
De versie van dit Suske en Wiske-verhaal heeft haar oorsprong in het Gilgamesh-epos, de Babylonische (Koerdische) variant van het Noach-verhaal. Wel heeft Paul Geerts er hier en daar bijbelse varianten in gebracht!
Het Gilgamesh-epos werd in de 19e eeuw herontdekt en werd uit verscheidene fragmenten samengesteld door de Britse Assyroloog George Smith (*1840 - +1876). Hij was het ook die door de vertaling van het spijkerschrift beroemd werd. De vertaling van het spijkerschrift was er ook de aanleiding voor dat het Gilgamesh-epos in 1872 herontdekt werd. Het was Samuel N. Kramer ( *1897 - + 1990 ), die de diverse tekststukken van het epos weer samenhangend als een geheel gebracht heeft.
In het epos is Gilgamesh, de koning van Uruk, voor een derde menselijk en twee derde goddelijk, op zoek naar het geheim van het leven en treft daarbij een van zijn voorvaderen, Utnapishtim.
De godheid Enki waarschuwde de man Ziusudra in zijn slaap, dat er een grote vloed op komst was. Tevens moest hij zweren het aan niemand te vertellen. Ziusudra maakte daarna van zijn houten huis een boot en liet er zijn vrouw en verwanten intrekken. Tevens zorgde Ziusudra ervoor dat van elke diersoort op de steppe een paartje bij hem op de boot was.
De grote vloed brak over het land uit en alles werd verzwolgen. Nadat het water verdwenen was werden Ziusudra en zijn vrouw beloond door de oppergod Enlil en werden ze zelf goddelijk en daarmee onsterfelijk. Ziusudra mocht zich nu Utnapishtim noemen. De twee leefden dat moment hun goddelijke leven op het godeneiland Dilmun.
Gilgamesh slaapt na het verhaal van Utnapishtim in en na zes dagen en nachten wordt hij wakker. Utnapishtim vertelt hem waar hij de plant van het eeuwige leven kan vinden, maar een slang is sneller en steelt de plant. Diep treurig over het verlies van de plant gaat Gilgamesh weer terug naar Uruk. Zijn enige troost zijn de door hem opgerichte stadwalllen van Uruk.
De Ark van Noach of de ark van Utnapishtim!!!
Waar zijn de arken uiteindelijk gestrand?
Volgens het Gilgamesh-epos in het Zagros-gebergte, noordelijk van Irak en Iran. Bij de bijbelse variant, dus die van Noach, is het de berg Ararat!
De Ararat is een dode vulkaan, gelegen in het oostelijke gedeelte van Turkije, namelijk op de grens van Turkije, Armeniƫ en Iran en daarmee dus noordelijker gelegen als de ark van Utnapishtim.
Al vaker zijn er expedities gestart om de ark op de berg Ararat te vinden met zeer twijfelachtige resultaten. Satellieten hebben in de jaren 80 nauwkeurig vanuit onze dampkring de berg onderzocht zonder resultaten! Hierdoor is de Ararat trouwens de berg op onze planeet die het best en nauwkeurigst door satellieten is onderzocht.
Een van de laatste expedities was die van een Russisch tv-bedrijf, nl. de Neisvastnaja Planeta TV Company in oktober 2003. Zij zouden ankerstenen van de ark gevonden hebben en ... bovendien nog de ark zelf! (Wie het geloven wil!)
Omtrent de bijbelse variant, nl. de ark van Noach, zijn er in het gehele oevre van Willy Vandersteen nog twee verhalen verschenen.
De eerste is het verhaal dat in 1952/53 in Ons Volkske verscheen, namelijk De Zondvloed uit de reeks Judi. Deze reeks ontstond in samenwerking met studio-medewerker en rechterhand van Willy Vandersteen in die tijd Karel Verschuere (*1924 - +1982). De andere is die uit de Rode Ridder-reeks, album 151 Mysterie op Ararat van de hand van Karel Biddeloo (*1943 - +2004).
De onbeholpen, schurkachtige medewerkers van de gewetenloze archeoloog P. Huttekens zijn Stoemper en Pitser.
Ze lijken qua persoonlijkheden als twee druppels op andere twee uiterst bekende schurken uit de Suske en Wiske-reeks, namelijk Snoeffel en Gaffel. (zie o.a. De gouden cirkel en De verdwenen verteller).
Op het einde van het verhaal legt Ut Napishtim bloemen bij het standbeeld van Suske en Wiske. Dit standbeeld is al eerder in een van de verhalen van Suske en Wiske te zien geweest, want het was de aanleiding dat Lambik en onze vrienden een avontuur op de Azoren zouden beleven. Hierover echter meer bij Het statige standbeeld.
Samenvatting
Op een zekere dag zijn Lambik en Jerom aan het vissen in het kanaal. Tot hun grote verbazing hangt plotseling een papegaai met een baardje aan de hengel!De baardige papegaai weet zich van de hengel te verlossen vliegt krijsend naar een zonderlinge oude man met lange baard in een vaartuig dat er als een ark uitziet. Even later verdwijnt het in de wolken.
De twee vertellen hun gebeuren in geuren en kleuren aan tante Sidonia en de twee kinderen. Het drietal gelooft er echter niets van.
Suske en Wiske gaan daarna met toestemming van Sidonia naar de zoo van Antwerpen.
Plots zien zij er een papegaai met baardje vrij rondvliegen. Zij gaan het dier achterna en ontdekken in een hoge boom de mini-ark met de oude man met zijn lange baard.
De oude man schrikt hevig door de ontdekking en vliegt met zijn mini-ark weg. Snel maakt Suske er nog een foto van om een bewijs te hebben.
Ze willen weg gaan, maar worden in de zoo aangesproken door een archeoloog, P. Huttekens, die de foto van de kinderen wil hebben. De kinderen weigeren, maar hij grist de foto uit de hand van Wiske. Zij gilt en een van de parkwachters grijpt in. Maar de zonderlinge archeoloog weet hem te overmeesteren. Tijdens een doldrieste achtervolging door de zoo weten de kinderen de foto echter te bemachtigen.
Suske en Wiske spoeden zich naar huis om meteen het voorval te vertellen aan Sidonia, Lambik en Jerom. Voor Lambik en Jerom is dit natuurlijk het bewijs dat ze toch niet zot waren!
Sidonia wil nu ook naar de zoo met de kinderen om het hele geval eens ter plekke te bekijken.
P. Huttekens bleef ook niet stil zitten en heeft twee kompanen ingehuurd! Twee schurken met de namen Stoemper en Pitser.
Zij blijken ondanks hun onguur uiterlijk nogal onhandig te zijn. Dit wordt duidelijk tijdens de observatie van tanten Sidonia en de twee kinderen in de zoo.
De archeoloog grijpt naar drastische middelen om aan de foto te komen en laat Wiske, ondanks Sidonia en Suske erbij zijn. ontvoeren!
Thuis meldt de archeoloog zich bij onze vrienden en verlangt de foto voor de vrijlating van Wiske! Onze vrienden gaan uit angst om het leven van Wiske op het voorstel in. Het trefpunt is de Antwerpse zoo's nachts , bij de kooi van de reuzenkangoeroe. De foto moet in een boek gestoken worden in de buidel van de reuzenkangoeroe.
Onder moeilijke omstandigheden, want de reuzenkangoeroe werkt niet echt mee, weet de kwade archeoloog het boek met de foto in zijn bezit te krijgen.
Ondanks de afgeleverde foto houdt hij zijn woord niet en neemt Wiske mee als gijzelaarster.
Onze vrienden, die op wacht stonden, achtervolgen per auto de archeoloog en zijn kompanen. Na een ongeluk met een trein moeten ze te voet verder en komen bij een vliegveld aan. Daar ziet Suske hoe Wiske in een oude Dakota meegenomen wordt.
Jerom gaat onmiddelijk tot actie over en smijt Lambik in een klein vliegtuig. Ze weten Wiske te verlossen, maar raken daarna in botsing met de in een mini-ark rondvliegende oude man, Up Napishtim.
Jerom weet het vliegtuigje te landen en ze nemen de oude man met zijn mini-ark mee naar het huis van professor Barabas.
Babilo, de papegaai met het baardje, legt het een en ander uit, maar het is Up Napishtim die vertelt, dat de eigenlijke ark, in het gebergte tussen Irak en Iran, niet ontheiligd mag worden. Hij heeft namelijk tijdens de zondvloed in Babyloniƫ van de goden het eeuwige leven gekregen en als deze ark gevonden wordt, verliest hij zijn onsterfelijkheid!
Onze vrienden raken hierna door Wiskes drang naar avontuur in het Babylonische verleden en leren er de jonge Ut Napishtim kennen, die weet van elke diersoort een paar in zijn ark te krijgen. Hij wordt echter door de plaatselijke koning Gigamesh voor gek verklaard. Op het moment, dat de soldaten van koning Gigamesh willen aanvallen, roept Up Napishtim de hulp van de goden in en een ring van vuur spreidt zich beschermend om de ark.
Daarna openen de hemelsluizen zich en een ongenaakbare regen overstroomt het land van Babyloniƫ.
De ark loopt vast op die berg en het water begint weg te lopen.
Ut Napishtim wil een duif als bode los laten, maar dan komt een protest van Babilo. Hij, de koningspapegaai wil gestuurd worden om land te zoeken.
Ut Napishtim willigt zijn verzoek in en dronken(!) komt hij terug, want Babilo heeft een jeneverbesstruik gevonden!
Het water zakt snel en Ut Napishtim vraagt de goden om de ark te mogen verlaten. Dit mag natuurlijk, maar Wiske zit niet stil en verbergt snel een spiegel op die plek.
De dieren worden uit de ark vrij gelaten en onze vrienden worden terug geflitst naar het heden.
Meteen vliegen hierna Suske, Wiske, Lambik en Jerom met de Gyronef naar het noorden van het gebergte van Irak/Iran. Door gebrek aan proviand zijn onze vrienden gedwongen ergens in de woestijnen nabij de berg van de ark te landen.
Tijdens het vergaren van het begeerde proviand verschijnt de archeoloog P. Huttekens met zijn beide kompanen Stoemper en Pitser weer op het toneel.
Na een laatste gevecht, met tanks en al, weet Jerom de tegenstanders te overmeesteren en verstopt hij de ark in een grot.
Door deze actie wordt bijna de gyronef vernietigd, maar Lambik weet het toestel te redden.
Jerom wordt van de bergtop afgehaald. Daarna keren ze terug en Ut Napishtim bedankt hen bij het Suske en Wiske-standbeeld, waarna hij weg vliegt.
Lambik mag als vrijwilliger in de dierentuin helpen bij het verzorgen van de dieren.
Tekst: Alain Stienen
Lezers-recensiesWat vinden de lezers van dit verhaal?Bekijk de Lezers-recensies voor dit verhaal. Schrijf zelf een recensie. |